dering. De panelen van deze gedeelten, twee van het formaat 67/103 cm. met ebbenhout opgelegd en twee van het formaat 53/103 cm. met sandelhout opgelegd, moeten van het oorspronkelijke balustrade gedeelte op deze plaats afkomstig zijn. Naast het front van het rugpositief bevinden zich twee panelen van het formaat 81/103 met sandelhout opgelegd. In iedere zijkant van het balkon bevindt zich een gelijksoortig paneel 81/103 aan de voorzijde en een paneel 67/103 aan de achterzijde. De balustrade is onder en boven de panelen 67/103 verlengd blijkens een las in de regels. Op deze plaats moeten zich in de 17e eeuw de panelen 53/103 hebben bevonden, zodat alle panelen van het balkon met sandelhout waren opgelegd. De vier overblijvende panelen 67/103, alle met ebbenhout opgelegd, moeten dus van de balustradegedeelten naast de orgelkas afkomstig zijn. Bij deze paneelindeling was de zij kant van het balkon even breed als het gedeelte naast de hoofdwerk- kas: ieder bezat één recht en twee overhoeks geplaatste pilaren, terwijl de beide panelen 67/103 samen even breed zijn als de panelen 53/103 en 81/103 (67 67 53 81). Het front zag er in de 17e eeuw belangrijk anders uit dan thans. De middentoren was blijkens in 1704/11 aangebrachte tussenzetels 30 cm. lager dan nu. De zijvelden waren volgens penverbindingen in de bui tenste stijlen van de hoektorens 63 cm. lager dan de hoektorens. Daar mee waren deze velden evenveel lager als de middentoren hoger was dan de hoektorens, zodat het front een zuiver trapsgewijs verloop had. Uit een groef en een penverbinding in de voetüjst van het hoofdwerk kan men concluderen, dat zich naast de pilaren van het hoofdwerk smalle panelen bevonden, zodat de zijvelden even breed waren als de middenvelden. Uit aanzetten aan de stijlen van midden- en hoektorens valt op te maken dat de velden in de 17e eeuw schuin waren gedeeld. Dit was eveneens het geval bij de velden van het rugpositief. Het orgel was in de 17e eeuw ook van deuren voorzien. Deze waren door middel van een groef bevestigd aan de pilaren naast de front- vlakken van hoofdwerk en rugpositief. De pilaren waren van een spil- scharnier voorzien zodat de deuren om de as van de pilaren centerden. Dit scharniersysteem is bij het rugpositief volkomen intact gebleven, bij het hoofdwerk ten dele. De pilaren zijn aan de onderzijde van een afge knotte pen voorzien, die in een stalen kom in het basement rust. De pilaren zijn aan de bovenzijde doorboord om een spil in aan te bren gen, draaibaar in een stalen bus in het hoofdgestel boven de pilaren. Deze fraaie constructie bood het voordeel dat de pilaren en daarmee de architectonische opbouw van de orgelkas zichtbaar bleven na het openen van de deuren. Voor zover mij bekend, is het Goese orgel het enige voorbeeld van deze vernuftige constructie. 64

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1972 | | pagina 62