In 1660 is kennelijk een of ander mankement aan de deuren opgetre den, want in de kleine kerkrekening komt een post voor om "een lad der aan den ourgel te brengen om de deuren te voorsien"". Bij de re paratie van 1663 zijn de deuren verwijderd blijkens een post wegens "tsnijden van de deuren van den orgel" in de kerkrekening van dat jaar61'. Het schamiersysteem kan wegens zijn deugdelijke uitvering hiervan niet de oorzaak zijn geweest. Mogelijk was de bevestiging aan de pilaren te zwak. Zoals hiervoor al is meegedeeld was het hoofdwerk verdeeld in een hoofd- en bovenlade. De daartoe vereiste inwendige constructie moet als volgt zijn geweest: Uit de indeling van de achterwand van de hoofd- werkkas valt af te leiden dat het niveau van de bovenlade gelijk viel met de onderzijde van het hoofdgestel van de hoektorens. De stijlen naast het middenvak van de onderkast reiken thans niet verder dan de dompregels of sloffen waarop het front destijds rustte. Het ruwe uit einde bewijst dat zij zijn ingekort en zij in de 17e eeuw tot boven in de orgelkas hebben gereikt als draagstijlen voor de bovenlade. Naast de stijlen van de hoektorens en de middentoren van het hoofdwerk be vinden zich achter het hoofdgestel stijlen van 10 cm. breedte. Parallel hieraan bevinden zich soortgelijke stijlen in de achterwand van de or gelkas, die waarschijnlijk uit de 18e eeuw dateren maar met behulp van bestaande penverbindingen zijn aangebracht. Deze stijlen moeten oorspronkelijk deel uitgemaakt hebben van een uitbouw ten behoeve van de bovenlade, die geheel schuil ging achter de tabernakels of mina retten van de torens. De minaretten zullen hun ontstaan mede aan de bovenlade te danken hebben. Men beschouwe deze wijze van onderbrengen van het bovenwerk niet als gebrekkig. Het was in de 17e eeuw geen absolute regel de werken- opbouw van het instrument volledig in het front tot uiting te brengen. Dit beginsel is pas in de 18e eeuw algemeen toegepast. Het zou dan ook een anachronisme zijn dit niet in het front weerspiegelde boven werk als een tekortkoming aan te merken. Voor het compositieschema was deze wijze van opstelling trouwens noodzakelijk. Dit kan ik hier echter niet nader adstrueren. De torens van het rugpositief waren blijkens ingesneden lijnen in de afdekking in de 17e eeuw voorzien van dakjes evenals de minaretten van de hoofdwerktorens: een achtkantig op de middentoren, vierkante op de hoektorens. Van de 17e-eeuwse blinderingen van hoofd-, en rugwerkfront is niets bewaard gebleven. Bij de torens was vervanging in 1704/11 niet beslist noodzakelijk, omdat de breedte ongewijzigd bleef. Dit en de wijze van bevestiging, in sommige gevallen met een groef, bij de torens als ver- 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1972 | | pagina 63