Het orgel moet oorspronkelijk rijk verguld zijn geweest gezien de aan
zienlijke hoeveelheid bladgoud die in de rekeningen 1641/44 is verant
woord. Slechts op enkele plaatsen was echter 17e-eeuws verguld terug
te vinden. Het grootste deel is waarschijnlijk in 1704/11 verwijderd,
omdat de toen gevolgde poiimentverguldmethode een zuivere onder
grond vereiste. Omdat een reconstructie van de goudbehandeling in
1643 slechts mogelijk is vanuit een juist inzicht in de decoratie van de
orgelkas zal ik hieraan eerst aandacht besteden.
Het doel van de decoratie van de orgelkas is het belijnen van de archi
tectonische opbouw met edelhout en daarmee samenhangende motie
ven en technieken. De structuur van de orgelkas is geaccentueerd met
ebbenhout, sandelhout of zwart geschilderd eikenhout tegen een eiken
ondergrond. De pilaren zijn zwart tegen een eiken achtergrond met
ingelegde stroken ebbenhout. De stijlen van hoofd-, en rugwerkfront
zijn gemarkeerd met inleg van ebbenhout. In voetlijst en hoofdgestel
van beide afdelingen zijn de contrasten in rijke verscheidenheid aange
bracht. De voetlijst van de balustrade is versierd met een schalmmotief
bezet met sandelhouten blaasknorren. In de eiken voetstukken van de
pilaren van de balustrade zijn ebbenhouten spiegelvlakken aangebracht,
afgezet met sandelhouten robbellij sten. Het hoofdgestel van de onder
kast is met stijltjes, versierd met strokenintarsia, in vakken verdeeld,
die zijn opgevuld met diamantkoppen, omgeven door rechthoekige in
leg van stroken ebbenhout.
Het middengedeelte van de voetlijst van het hoofdwerk wordt verleven
digd met twee stroken ebbenhout, gescheiden door een strook eiken
hout. Soortgelijke stroken gaan in meandervorm door het fries van het
hoofdgestel van het hoofdwerk. Het fries van de torens van het rug
positief is geheel met ebbenhout belegd (middentoren thans zwart ge
schilderd). De panelen van de balustrade zijn uitgevoerd in contrasten
van eiken lijsten met inleg van ebben-, en sandelhout. Het blijkt dus dat
de contrasten in de voornaamste onderdelen zijn aangebracht en de
belijning van de hoofdstructuur van de orgelkas vormen.
Deze wijze van decoratie en de toepassing van motieven als blaasknor
ren, strokenintarsia, diamantkoppen binnen strokeninleg zijn een spe
cifiek kenmerk van de Zeeuwse meubelkunst van de le helft van de
17e eeuw. Het doel van de decoratie van het Zeeuwse meubel in deze
periode is belijning door kleurencontrasten. Stijlen zijn geaccentueerd
met strokenintarsia, gesp en druiper (gestyleerde wortel), spiegelvlak
ken of hermatlanten met ingelegde voet. Regels en lijsten zijn met ban
den edelhout getraceerd. Het fries is vaak geheel met edelhout belijmd.
Op de laden van Zeeuwse kasten is het blaasknorrenmotief veelvuldig
gebezigd. In de contrasten is meestal palissanderhout gebruikt; een
feller contrast was voor het interieur van woonhuizen niet noodzake-
67