balustrade de uitsparingen tussen de schalmen verguld. Met deze uit
diepingen is echter een schaduweffect beoogd zodat het vergulden in
strijd is met de functie van dit onderdeel. In de overige gevallen is een
drieledige schakering goud-eikenhout-edelhout ontstaan. Het gevolg
hiervan is dat de hoofdstructuur tamelijk zwak is tegenover de over
dadige schittering van de met tinfoelie overtrokken pijpen en de ver
gulde blinderingen.
Voor wat betreft het inwendige van het orgel is het jammer dat geen
rekening is gehouden met de historische inrichting van de orgelkas 76.
Nu het nieuwe instrument behalve pedaal, hoofd-, en rugwerk een
derde manuaal zou omvatten was de plaats van het 17e-eeuwse boven
werk achter het hoofdgestel en de minaretten van de hoofdwerktorens
de meest geëigende plaats voor dit derde werk. Het had dan een vier-
voetswerk moeten zijn om niet buiten de contouren van de minaretten
te gaan en voor het pedaal zou in de hoofdwerkkas onvoldoende ruimte
beschikbaar zijn geweest. Noch het een noch het ander had bezwaar
opgeleverd. Het pedaal komt het best in aanmerking voor plaatsing
achter de orgelkas. Het bevond zich trouwens van 1711 tot 1909 ver
moedelijk ook al achter de orgelkas. Bij een dergelijke inrichting zou
in de hoofdwerkkas ruimte voor meer registers zijn geweest en de bour
don 16', nu opgehangen in de tunnels naast de doorgangen in de onder
kast, had een betere plaats kunnen krijgen. Deze, op de historische ont
wikkeling van het orgel gebaseerde, indeling zou het rendement en de
bruikbaarheid van het derde werk ten goede zijn gekomen.
Hoewel het orgel met de restauratie zijn 17e-eeuwse staat grotendeels
heeft herkregen zou het unieke karakter toch een verdergaand herstel
in oorspronkelijke staat rechtvaardigen. Met opstelling op een oxaal
zou al veel gewonnen zijn. Bij de voorbereidingen voor de restauratie
is verplaatsing van het orgel inderdaad overwogen. Verplaatsing naar
een der transeptarmen was uiteraard een onaanvaardbaar alternatief,
evenmin overbrenging naar het schip van de kerk, aangezien dit gedu
rende het winterseizoen met gordijnen van de rest van de kerk is afge
zonderd. Een onverwarmde kerkruimte is door zijn zeer geleidelijke
fluctuatie van de vochtigheidsgraad weliswaar ideaal voor een kerkorgel
maar de grote afstand en de afscheiding tussen orgel en gemeente wordt
als ongewenst ervaren. Het is te betreuren dat de huidige indeling van
de kerk verplaatsing onmogelijk heeft gemaakt, want door opstelling
op een oxaal tegen een soortgelijk wandvlak als voorheen zou het orgel
zijn uniek karakter goeddeels hebben herkregen. De prachtige ruimte
lijke verhoudingen zouden in het schip opnieuw tot hun recht zijn
gekomen, terwijl ook het koor veel aan schoonheid zou hebben ge
wonnen.
75