INVENTARIS VAN DE KERKPATROCINIA IN HET ZEEUWSE DEEL VAN HET MIDDELEEUWSE BISDOM UTRECHT door H. J. Kok De eerste taak bij het patrocinia-onderzoek is het opsporen en vast stellen van de patrocinia van kerken, kapellen, altaren, vicarieën, kloosters, hospitalen en andere kerkelijke instellingen. Wanneer deze taak volbracht is, komt de tweede en belangrijkste, die bestaat in het beantwoorden van de vraag, welke invloeden en motieven een rol ge speeld hebben bij de keuze van een heilige als beschermer van een godshuis of altaar1. Als voorbeeld van de eerste taak is deze inventaris van de kerkpatrocinia in de tegenwoordige provincie Zeeland, voor zover deze in de Middeleeuwen onder het gezag van de bisschop van Utrecht viel, bedoeld. Helaas is een volledige inventaris voor Zeeland nog niet te verwezenlijken, want van de 195 parochiekerken, die dit gebied in de Middeleeuwen telde, is bij 130 ervan het patrocinium tot nu toe bekend. Muller noemt in zijn in 1915 verschenen boek "De Indeeling van het bisdom" slechts bij 100 parochiekerken de bescherm heilige2. Deze onvolledigheid is aan het gebrek aan gegevens te wijten. Ongetwijfeld zullen nog vermeldingen van kerkpatrocinia in archief stukken aanwezig zijn, maar het hele probleem is in welke stukken, want men kan ze aantreffen in acten van allerlei aard. Een rijke vind plaats is het Vaticaans archief te Rome. Bij een aldaar verricht onder zoek in de suppliekenregisters is een aantal kerkpatrocinia te voor schijn gekomen3. Nog moeilijker is het, eveneens door het grote gebrek aan gegevens, om de patrocinia van kapellen, altaren, vicarieën e.d. te inventariseren. Als grondslag voor deze inventaris van de kerkpatrocinia heeft het bovengenoemde boek van Muller gediend. De volgorde, waarin Muller de parochiekerken behandelde, is aangehouden. Bij elke parochiekerk wordt het patrocinium vermeld, als het bekend is. Ontbreekt het in het boek van Muller of wijkt het af van het aldaar meegedeelde patroci nium, dan wordt dat meegedeeld. Bij elke parochiekerk, waar geen patrocinium genoemd wordt, is het tot dusver niet bekend. Tevens vindt men de vroegste vermelding van het patrocinium. Dit houdt ver band met de mogelijkheid, dat er in de loop van de tijd een verande ring van het patrocinium kan hebben plaats gehad4. Als de vroegste vermelding voorkomt in een gedrukte bron, zoals een oorkondenboek of regestenlijst, wordt er volstaan met een verwijzing daarnaar. Is daarentegen de acte, waarin het patrocinium voorkomt, nog niet op enigerlei wijze bekend, dan wordt deze als bijlage gepubliceerd. 151

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1972 | | pagina 165