Het orgel liep grote schade op bij het bombardement van Vlissingen door de Engelse vloot in 1809. Volgens de notulen van de kerkeraad was het "deerlijk doorboord" en dreigde het oksaal in te storten. De orgelmaker Kalbfleisch bood aan het orgel op eigen kosten te her stellen, wat men dankbaar accepteerde224. Een bijzonder bekwaam orgelmaker schijnt Kalbfleisch niet te zijn geweest, want toen hij in 1819 opnieuw een reparatie uitvoerde gaf men hem op advies van Joh. de Kanter Phil.z. de opdracht het werk te staken. De Kanter stelde voor het orgel een grondige herstelling te laten ondergaan: twee nieuwe blaasbalgen, vernieuwing van het beschadigde pijpwerk en herziening van het mechaniek. Frederik van der Weele, die in 1795 voor Kalb fleisch plaats had moeten maken, kreeg nu de opdracht voor dit werk. De schade bleek groter dan was beraamd. Niet minder dan 225 van de 805 pijpen moesten worden vernieuwd, zodat het werk vier weken meer dan was beraamd in beslag nam. Aangezien de basson 8' niet meer voor herstel in aanmerking kwam werd deze vervangen door een quint V/^'. De Kanter toonde zich in zijn keuringsrapport zeer tevre den; hij garandeerde een lange periode van bedrijfszekerheid225. Daarmee overdreef hij niet, want pas in 1872 vond de eerstvolgende grote reparatie plaats. Een bestek van deze reparatie door C.P. van Sprang te Vlissingen is niet bewaard gebleven226. In 1924 was het orgel opnieuw aan herziening toe. Volgens een rapport van de organist A.P. Vaxel was de windlade nog in goede conditie en diende alleen het mechaniek te worden herzien. Ook de fa. Standaart verzekerde dat het orgel na restauratie weer aan de hoogste eisen zou voldoen. Toch besloot men in 1925 tot nieuwbouw. De fa. Standaart kreeg de op dracht voor de bouw van een pneumatisch instrument in de bestaande kas. Waarschijnlijk is het oude instrument gesloopt227. Het oorspronkelijk uiterlijk van het orgel is niet meer bekend. Tot 1954 bevond het zich in de toestand waarin het bij de reparatie in 1872 was gebracht: een front met een zwak gebogen middenveld en twee zijvelden op een borstwering van drie panelen met aansluitende balustrade (zie de afbeelding). Naar de oorspronkelijke toestand kun nen we slechts gissen op grond van die van 1872 en enige andere ge gevens. Oorspronkelijke onderdelen in de opstelling sinds 1872 waren de balustrade, de rozetten en het zwanenmedaillon op de panelen en de vleugelstukken naast het front. De notulen van de kerkeraad van 23 april 1875 melden de verkoop van twee grote witgemarmerde en vergulde vazen en twee kleine bruine vergulde vazen, afkomstig van het orgel. De grote vazen kunnen met twee zijtorens in verband worden gebracht, de kleine met zijvelden228. Verder maakt het bestek betref fende het schilderwerk in 1791 (zie de bijlage) melding van 't door sneden stuk of voorwerk onder de toonpijpen met het lint", dat geheel moest worden verguld229. 103

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1974 | | pagina 103