Aangezien dit instrument als een huisorgel werd gebouwd mogen we
aannemen dat het klavier zich aanvankelijk aan de voorzijde bevond.
Het 'voorwerk' zou dan een ajourgesneden paneel boven de klavieren
kunnen zijn geweest, zoals bij huisorgels vaak gebruikelijk. De aan
tallen vazen en de grote omvang van het instrument doen vermoeden
dat het front zevendelig was, met drie torens en vier velden. Mogelijk
had dit orgel ook een verhoogde middentoren zoals het orgel van de
Engelse kerk. Van de oude orgelkas is alleen nog de borstwering met
het zwanenmedaillon overgebleven. Toen de Lutherse Gemeente met
subsidie van het Rampenfonds in 1954 een nieuw orgel aankocht is de
oude opstelling boven de preekstoel niet gehandhaafd. De balustrade
en de borstwering zijn naar een nieuwe galerij boven de ingang overge
plaatst en het front werd op de kerkzolder opgeborgen. Dit is in de
loop van de jaren geheel verdwenen. Zo bleef behalve het in 1790
toegevoegde zwanenmedaillon niets bewaard van het kostbare orgel
dat Frederik van der Weele in 1789 voor Johan Adriaan van de Perre
bouwde.
VLISSINGEN, VOORMALIGE WAALSE KERK
Bij het bombardement van Vlissingen door de Engelse vloot in 1809
gingen de Waalse Kerk en het archief van de Waalse Gemeente ver
loren. Een notulenboek van de commissie voor het orgel bleef echter
bewaard zodat we nog over enige gegevens betreffende het orgel van
deze kerk beschikken.
Aan het einde van de 17e eeuw bevond zich in de Waalse Kerk al een
orgel230. Dit is in 1771 uitgebreid. De dispositie na deze uitbreiding is
niet bekend doordat genoemd notulenboek pas begint met een aan
tekening over de ingebruikneming231. Aangezien Albertus van Os
organist was van de Waalse Gemeente mogen we aannemen dat hij
dit werk uitvoerde. Hess vermeldt in zijn Dispositien dat het orgel tien
registers telde, waaronder een prestant 8' en een fagot 8'232.
Na Van Os' overlijden in 1773 onderhield Johannes van Overbeek te
Middelburg het orgel. In 1781 herstelde deze de fagot en verhielp
"het gebrek van windstooting". H.H. Hess kreeg in 1782 opdracht
het orgel te stemmen en een "defaut notable" te verhelpen, vermoe
delijk de onvastheid van het geluid, die Van Overbeek het jaar tevoren
al had getracht te verbeteren. Een zekere orgelmaker J. de Bakker
leverde in 1788 een trompet en bracht een piano-forte inrichting
aan233. De Vlissingse orgelmaker J.H. Kalbfleisch breidde het orgel
in 1793 uit met een borstpositief van deze bezetting231:
1. Holpijp 8'
2. Fluit 4'
104