thus meridionalis (Nesti), een paard Equus cf. robustus Pomel en een hert Euctenoceros falconeri Dawkins. Reconstructie van de mastodon Anancus arvernensis (Croizet et Jobert) Naar O. Abel. De mastodonten waren slurfdieren, die zich sedert het Mioceen apart ontwikkeld hebben; zij leefden in de subtropische bossen van Eurazië en vooral van Amerika. Anancus arvernensis had kortere poten dan de olifanten en bijna rechte slagtanden in de bovenkaak en niet meer in de onderkaak zoals zijn voorgangers. Zijn knobbelkiezen (zie foto) doen vermoeden, dat hij alleseter was. Toch meen ik, wanneer wij de bouw van het dier in aanmerking nemen, dat het nog maar uitsluitend een planteneter was. Mogelijk als gevolg van het kouder wordende klimaat stierven met de hier genoemde soort de mastodonten in Eurazië uit. In Amerika hebben zij veel langer stand gehouden, zelfs als tijdgenoten van de mens tot na de Ijstijd. Mammuthus meridionalis, de zuidelijke olifant, behoorde tot een tak van de olifanten, die zich sinds het einde van het Plioceen ont wikkelde tot de mammoeten. Hun beginperiode was tevens de bloei periode van de olifanten op aarde. Ze waren in tientallen soorten over de gehele wereld verbreid. Daar deze zuidelijke olifant (misschien kan men beter spreken van zuidelijke mammoet) evenals de mastodon in een warm klimaat leefde, zal hij waarschijnlijk nog onbehaard zijn geweest. Zijn grootste hoogte bedroeg ca. 4 m, iets meer dan zijn Laat-Pleistocene afstammeling, de bekende wolharige mammoet. Van Anancus arvernensis en Mammuthus meridionalis werden vooral kiezen opgevist; in de verzameling van het Genootschap zijn er van de eerste soort 2 kiezen, van de tweede is er 1. Ter vergelijking: 138

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1974 | | pagina 162