van ons land, Noord-België, een deel van Noordwest-Duitsland en
Jutland en mogelijk een deel van Zuidoost-Engeland overspoelde,
had zich gedurende het Plioceen steeds verder teruggetrokken. Begin-
Pleistoceen bevond Zeeland zich in het kustgebied van deze toen on
diepe zee. Ter plaatse van het huidige Schouwen schijnt de diepte
echter wat groter te zijn geweest. Volgens F.F.F.E. van Rummelen
wijzen de foraminiferen (eencellige diertjes met een kalkschaal) uit
die zee op een "meer koude invloed". De in deze zee gevormde afzet
ting, de formatie van Merksem genoemd, wordt o.a. door de erin
voorkomende mollusken gedateerd op de grens van Plio- en Pleisto
ceen. Prof. Van Rummelen deelt ook mede, dat de "zwarte botten" "in
situ bekend zijn uit de omgeving van Antwerpen in deze formatie".
Een voor de hand liggende conclusie zou zijn de dieren van de "zwarte
bottenfauna" te situeren in een kouder wordend klimaat. In zijn
"Deuxième série d'observations stratigraphiques au Kruisschans"
maakt Jean de Heinzelin de Braucourt evenwel helemaal geen melding
van in situ aangetroffen "zwarte botten" van de uit Zeeland bekende
soorten in de formatie van Merksem bij Antwerpen, wel noemt hij
andere soorten.
Volgens De Heinzelin was de formatie van Merksem ontstaan tijdens
een transgressieperiode. Dit zou kunnen wijzen op meer smeltwater,
dus op meer warmte dan tevoren. Bovendien hoeft het verschijnen
van soorten uit een koud klimaat niet altijd op een koud klimaat ter
plaatse te duiden, maar soms enkel op een verbinding met arctische
wateren.
Misschien mogen we, summa summaram, veronderstellen, dat tegen
het einde van het Plioceen de landdieren van de nu reeds vaakge-
noemde fauna in de buurt van de zich naar het noorden en westen
terugtrekkende zee leefden en dat na hun dood in de tijdelijk trans-
grederende zee, waarin ook de walrus en de snaveldolfijn leefden, hun
overblijfselen werden bedekt door de formatie van Merksem.
De "zwarte botten" uit de Oosterschelde zijn waarschijnlijk afkomstig
uit de formatie van Tegelen (Tiglien). Dit houdt in, dat ze of daarin
zijn geremanieerd of dat de dieren in deze periode nog voorkwamen.
MIDDEN-PLEISTOCEEN
Tussen de groep van de "zwarte bottenfauna" en de volgende groep
zoogdieren, die hier overblijfselen hebben achtergelaten, ligt een
enorm hiaat in tijd, waarin glacialen en interglacialen elkaar afwissel
den.
Na het eerste interglaciaal (Tiglien genoemd) ontbreekt in Zeeland
zelfs iedere afzetting tot aan het Eemien, het laatste interglaciaal.
141