Te grote specialisatie in de bouw van een dier, en het aangepast zijn
aan te eenzijdig voedsel, zijn eveneens factoren die bij uitsterven een
rol kunnen spelen. Mogelijk zijn ze ook van invloed geweest bij de
ondergang van de mammoet.
Nagenoeg alle delen van het skelet van de mammoet zijn in de verza
meling van het Genootschap aanwezig, de meeste beenderen van de
hand en de voet ontbreken echter. Belangrijk is de mooie serie onder
kaken.
Tekening van de wolharige neushoorn Coelodonta antiquitatis Blum, in de grot
Font de Gaume (Dordogne).
Na de mammoet is waarschijnlijk de wolharige neushoorn Coelodonta
antiquitatis Blum, het bekendste dier uit de Weichselien-fauna. Dit
dier was, gezien zijn wollen vacht, eveneens een bewoner van het aan
het landijs grenzende (periglaciale) gebied. Het moet van het begin
tot het eind een tijdgenoot van de mammoet zijn geweest en dezelfde
levensvoorwaarden hebben gehad. Het dier bezat twee hoorns op de
neus, die door een volledig ontwikkeld neustussenschot werden onder
steund. De hoorns worden hier nooit teruggevonden omdat ze niet uit
been bestaan en net als nagels en haren in de grond vergaan.
Behalve een 40-tal andere onderdelen van het skelet worden er twee
mooie gave schedels zonder onderkaak van deze soort bewaard in
Middelburg.
Twee andere dieren uit de laatste ijstijd, die zich hier hebben opge
houden waren twee grote runderen: de steppenwisent Bison priscus
Boj. en het oerrund Bos primigenius Boj. Hoewel beide dieren steppe
bewoners waren, gaf de steppenwisent de voorkeur aan het koude
noorden, terwijl het oerrund oorspronkelijk een zuidelijk verspreidings
gebied had. Dit verklaart ook waarom de wisent wel en het oerrund
147