in een zeer koud klimaat het beste te hebben thuis gevoeld; tijdens het vorige glaciaal had het ons land ook al bezocht. Het was het belang rijkste jachtwild van de Cro Magnon-mens uit het Laat-Pleistoceen, zelfs zozeer, dat een cultuurperiode van het Palaeolithicum, het Magdalenien wel de rendiertijd wordt genoemd. Op bijna alle terug gevonden plaatsen, waar de Cro Magnon-mens zijn jachtrestanten heeft achtergelaten, overheerst het aantal rendierbotten. Tegen het einde van de Ustijd trok het rendier uit deze omgeving weg naar het noorden. Het Genootschap is in het bezit van 2 geweifragmenten. Ook van het edelhert Cervus elaphus L. zijn in Zeeland vondsten ge daan, die mogelijk uit het Weichselien dateren. Het edelhert bestond reeds in voorgaande warmere tijden; aan de optredende koude van de laatste ijstijd heeft het kennelijk weerstand kunnen bieden. De in Zee land gevonden resten van het edelhert kunnen van zeer uiteenlopende ouderdom zijn. Uit de vondst van een geweifragment van een edelhert "in veen van de waterkom eener Germaanse nederzetting" (v.d. Feen) aan het strand van Schouwen kunnen wij afleiden dat waarschijnlijk in de late Ijzertijd in Zeeland nog wilde edelherten leefden. Een op Walcheren gevonden bewerkt stuk gewei zou zelfs wat vondstomstan digheden betreft van vroeg-middeleeuwse ouderdom kunnen zijn. Be halve de reeds genoemde zijn er in de verzameling nog 6 opgeviste ge weifragmenten. Het derde hert uit het Weich selien, de eland A lees alces (L.) hield zich bij voorkeur op in bossen. In West- en Mid den-Europa heeft hij daar stand kunnen houden tot in de Middeleeuwen. In Noord- Europa komt hij thans nog sporadisch voor. In het Her- cynische woud, dat zich in Caesar's tijd over het Duitse Middelgebergte uitstrekte hielden zich ook elanden op. Caesar verhaalt daarover als volgt: "Dan zijn er ook die ren die men elanden noemt. Die lijken op geiten en heb ben dezelfde bontgevlekte huid, maar ze zijn iets groter en hebben afgeknotte hoorns. De eland Alces alces (L.). Tekening W.A. Dumon Tak. 151

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1974 | | pagina 179