Tenslotte rest ons nog het wilde zwijn of varken Sus scrofa L. Aan de botten van dit dier is niet te zien of het een wild dan wel een tam varken was. Men kan dus bij een opgevist varkensbot te doen hebben met een fossiel of een recent wild varken of met een recent gedomesti ceerd varken. Alleen de kleur en de conservatietoestand van het bot kan ons soms een aanwijzing geven. Kwamen alle uit het Weichselien bekende zoogdieren nu gelijktijdig voor? Wat Zeeland betreft kunnen wij alleen aannemen, dat van elders verkregen gegevens dienaangaande ook op dit gebied van toepassing zijn. Zonder twijfel hebben mammoet, wolharige neushoorn, wild paard, reuzenhert, rendier, steppenwisent en wolf goed in een steppe en toendragebied kunnen leven. In een bouwput in de buurt van Solz- gitter-Lebenstedt, Noord-Duitsland werd in 1952 op 5 m diepte een cultuurlaag ontdekt, waarin zich de jachtbuit bevond van een groep praehistorische jagers, die hier enkele zomers hun kamp hadden op geslagen. Het onderzoek toonde aan, dat deze cultuurlaag, waarin ook de resten van de toendra-flora werden teruggevonden, gevormd moest zijn aan het begin van een zeer koud stadium, vermoedelijk van de laatste ijstijd. Men vond in deze laag de beenderen van de volgende zoogdieren: minstens 80 rendieren, 16 mammoeten, 7 wisenten, 6 wilde paarden, 2 wolharige neushoorns en beenderen van de wolf. Deze dieren kwamen dus zonder enige twijfel gelijktijdig voor en zij behoorden in ieder geval tot een stadiale fauna. Toch is het zeker mogelijk, dat dezelfde dieren ook konden bestaan in een parkland schap of open bos, waarin de eland en het edelhert bij voorkeur leef den. Vrijwel zeker kwamen mammoet, wolharige neushoorn, noch steppenwisent hier meer voor in de Allerod-tijd, het laatste inter- stadium van het Weichselien; oerrund, reuzenhert en waarschijnlijk ook het rendier waren hier toen nog niet verdwenen. In het voorgaande zijn alle grote zoogdieren uit het Pleistoceen, waar van de bewijzen van hun bestaan in Zeeland zijn gevonden, de revue gepasseerd. De walvissen zijn evenwel, met uitzondering van de snavel dolfijn, buiten beschouwing gebleven; deze diergroep vraagt om een aparte behandeling, die buiten het kader van dit artikel valt. Van de kleinere zoogdieren zijn waarschijnlijk geen overblijfselen in Zeeland gevonden, althans niet die bewaard worden in de verzameling van het Zeeuwsch Genootschap. Natuurlijk zullen, toen de grote zoog dieren hier konden leven, ook de kleine, zoals knaagdieren en kleine roofdieren niet hebben ontbroken. Hun overblijfselen worden waar schijnlijk zelden of nooit opgevist. In het algemeen geldt, dat botjes van kleine dieren na hun dood doorgaans minder goed behouden blijven dan die van grote dieren; bovendien zijn ze minder in het oog vallend. Dit verklaart b.v. ook waarom er uit het Weichselien slechts 17 zoogdiersoorten bekend zijn. Als we de nooit gevonden kleine zoog- 154

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1974 | | pagina 182