ding had ondergaan. De bestekken en rapporten betreffende de ver nieuwing van het orgel in de jaren 1642-1646 bevatten enige gegevens betreffende het oude orgel. Het bestond uit een hoofdwerk met ten minste elf registers en een rugwerk, en had een klavieromvang F G A -g" a". De hoofdwerkkas had vermoedelijk een vijfdelig front met ronde middentoren en hoekige zijtorens. Bij het rugpositief is in een van de bestekken sprake van drie "cassen", afdelingen5. Het orgel hing aan de linkerzijde van de koorboog, aan de eindwand van de noordelijke zijkapellen van het koor6. De drijvende kracht achter de vernieuwing van het orgel in de jaren 1642-46 was de Amemuidense burgemeester Dirk van Delen, de be kende kunstschilder, die van 1628 tot zijn overlijden in 1671 te Arne- muiden was gevestigd. Hij rapporteerde de magistraat 1 juli 1642 dat Joris Fesser, een orgelmaker te Middelburg, had verklaard dat met het aanbrengen van een nieuw klavier en negen a tien registers een be hoorlijk orgel kon worden verkregen7. Over deze Fesser is vrijwel niets bekend. Uit de spelling van zijn brieven aan de magistraat van Arne- muiden valt op te maken dat hij van Duitse afkomst was. Een be kwaam orgelmaker was hij zeker niet, zoals uit de verdere geschiedenis zal blijken. Eind juli 1642 sloot de magistraat een overeenkomst met Fesser. Deze is vrij gedetailleerd, maar levert toch een aantal problemen. In het bestek ontbreken viervoets-labiaalstemmen geheel: na de prestant 8' en de holpijp 8' volgt niet een octaaf 4', maar een "fleuyt octave" met een lengte van vier voet en een zelfde diameter als de gemshoorn 2'. Uit deze omschrijving blijkt duidelijk dat een overblazende fluit was bedoeld, sprekend als een tweevoets-register. Op grond van de toe voeging "half zo dick als de octave" zouden we kunnen veronderstellen dat het oorspronkelijk bestek wel een octaaf 4' bevatte maar bij het copiëren over het hoofd is gezien. In de keuringsrapporten, waarin alle registers de revue passeren wordt echter geen octaaf 4' genoemd. Fesser schijnt zich tijdens de bouw van deze tekortkoming bewust te zijn geworden want in een opsomming van de afwijkingen van het bestek uit 1646 wordt gezegd dat hij in plaats van een fluit-octaaf een octaaf 4' had geleverd8. Het tiende register, de "Deuytsche Fleuyt" was wellicht een cometsa. Meer problemen levert weer het "doofken", een register van één voet lengte, naderhand in een tweevoets-register gewijzigd. Naar aanleiding van deze wijziging wordt in een tweede contract van 15 april 1644 nog gesteld: "eenparig gedooft om bequamelick des woonsdachs onder den salm gebruyckt te connen worden". Deze toepassing als afzonder lijk register schijnt echter op een misverstand te hebben berust, want toen Van Delen Fesser aanmaande het "doofjen" voor dit doel gereed te maken schreef deze spottend terug dat hij daarmee toonde zeer 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1974 | | pagina 26