vlak voor. Hun met acanthusmotieven versierde visstaart golft langs de onderkast omhoog, voortgezet met acanthusranken langs het front. In de blinderingen zijn eveneens acanthusmotieven gebruikt, boven de zijvelden gecombineerd met een griffioen. Het beeldhouwwerk toont geen direkte verwantschap met de ornamentiek van andere Weidtman-orgels. Waarschijnlijk is het door een plaatselijk beeld houwer vervaardigd. Het orgel is thans zodanig opgesteld dat van het schitterend beeldhouw werk weinig te zien is: aan de onderzijde wordt het door een gesloten balustrade, aan de bovenzijde door een zware trekbalk grotendeels aan het oog onttrokken. Het is te betreuren dat bij de plaatsing van het orgel na de restauratie van het kerkgebouw zo weinig rekening is gehouden met de aard van de decoratie van de orgelkas, die een vrije opstelling eist. Omdat het niet mogelijk was een foto van het geheel te vervaardigen is onder de illustraties een tekening opgenomen, aan gevuld met enige foto's van details. MIDDELBURG, DOOPSGEZINDE KERK Het eenvoudige 19e-eeuwse front van het orgel in de Doopsgezinde Kerk te Middelburg doet niet vermoeden, dat dit instrument is ont staan uit een 18e-eeuws huisorgel, en nog waardevolle bestanddelen daarvan bevat. Dit huisorgel is in 1833 aangekocht en achtereenvolgens in 1841, 50, 54, 57 en 1890 uitgebreid tot zijn huidige omvang. De oorspronkelijke dispositie van het in 1833 gekochte instrument is niet overgeleverd, maar kon dank zij een volledige serie bestekken en rap porten worden gereconstrueerd. Om wille van de overzichtelijkheid heb ik echter de voorkeur gegeven aan een chronologische behande ling van de geschiedenis van het orgel met de gereconstrueerde dispo sitie als uitgangspunt. Toen de Doopsgezinde Gemeente in 1833 na een inzameling tot de aankoop van een orgel kon overgaan had men de keus uit twee te koop aangeboden instrumenten, het een van de timmerman Abraham de Landmeter vermoedelijk het huidige orgel van de Hervormde Gemeente te Gapinge het andere van een zekere Johannes Bos. De orgelcommissie liet zich voor het bepalen van haar keuze adviseren door niet minder dan twee organisten en twee orgelmakers: Joh. de Kanter Phil.z., lector in de fysica aan de illustre school te Middelburg, die in de eerste helft van de 18e eeuw in Middelburg en Vlissingen vaak als adviseur bij aanschaf en verbouwing van orgels optrad; C. Ie Roy, organist van de Nieuwe Kerk; C. Traut, orgel- en pianomaker en de stadsorgelmaker Frederik van der Weele. Deze deskundigen achtten het orgel van De Landmeter te zwak en ongeschikt voor gebruik in de kerk. De beide organisten vonden ook 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1974 | | pagina 42