het tweede orgel ontoereikend, maar legden zich tenslotte bij het posi tiever oordeel van Traut en Van der Weele neer. Naar de mening van Van der Weele kon dit orgel met een mixtuur in de bas en een open quint in plaats van de gedekte quint worden versterkt terwijl naderhand altijd nog een zwaarder register kon worden aangebracht. Wat ook voor dit orgel pleitte was zijn uiterlijk als kerkorgel kennelijk een front met torens en dat het klavier zich aan een der zijden bevond. Men kocht dan ook dit instrument aan en belastte Frederik van der Weele met het uitvoeren van de voorgestelde wijzigingen40. De koopsom van het orgel bedroeg 260 en met de reparatie door Van der Weele was een bedrag van 390 gemoeid. Achteraf besloot men de roerquint van het benedenklavier intact te laten en aan het bovenklavier een open quint 3' toe te voegen. De overige werkzaam heden bestonden in het vervaardigen van twee nieuwe blaasbalgen, een pedaal van één octaaf en het reviseren van mechaniek en pijp werk. Na de verbouwing had het instrument deze dispositie, die ver minderd met de quint 3' en de mixtuur bas de oorspronkelijke toestand weergeeft50: Bovenklavier: Benedenklavier: 1. Prestant 8' discant 6. Cornet (3 st.) disc. 1. Holpijp 8' 2. Holpijp 8' 7. Quint 3'(1833) 2. Holfluit 4' 3. Prestant 4' 8. Mixtuur 2-3 st.bas (1833) 3. Roerquint (3') 4. Roerfluit 4' 9. Kromhoorn 8' 5. Octaaf 2' Klavieromvang C-d'"; aangehangen pedaal C-c (1833). In zijn keuringsrapport toonde De Kanter zich uiterst tevreden, zowel over het werk van Van der Weele als over het instrument zelf. De blaasbalgen waren van uitstekende kwaliteit, eveneens de nieuwe mix tuur en de quint. Het aanbrengen van de quint had nog extra moeite gekost wegens de daartoe noodzakelijke verschuivingen. Het overig pijpwerk was zo goed hersteld dat het er als nieuw uitzag en ook het pedaal was zeer goed bij het bestaande werk aangepast. Achteraf toonde De Kanter zich zeer tevreden over deze aankoop; hij eindigt zijn rapport met de opmerking: "dat Uweerwaarde alle redenen van tevredenheid kunnen hebben over de acquisitie van dit orgel. Niet altijd toch valt het plaatsen van huisorgels in kerken mede, vooral wanneer zij, gelijk maar al te veel plaats heeft, oorspronkelijk niet goed gemaakt zijn. In dat geval kunnen maar zelden aangebrachte verbeteringen dezelve voor den kerkdienst waarlijk voldoende maken. Doch dit stuk is zeer goed en deugdzaam vervaardigd. Het pijpwerk en de windladen zijn voortreffelijk en het geluid behoorlijk geregistreerd, en in even redigheid van het kaliber van het werk, fraai en gevuld. De maker was hoogstwaarschijnlijk de voorheen beroemde Rotterdamsche orgelmaker Moreausi." 43

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1974 | | pagina 43