De Kanters toeschrijving aan Moreau is van groot belang, omdat de
thans nog beschikbare gegevens over het orgel een dergelijke stellige
conclusie niet mogelijk maken. We mogen aan het oordeel van De
Kanter grote waarde toekennen. Hij was zeer deskundig op het gebied
van de orgelbouw en moet in zijn tijd nog kennis hebben kunnen ne
men van een aantal door Moreau gebouwde huisorgels, die zich blij
kens advertenties in de Middelburgsche Courant in de 2e helft van de
18e eeuw te Middelburg bevonden52. Wij kunnen nog slechts oordelen
op grond van de vijf oorspronkelijke registers die bewaard bleven
(holpijp 8', roerfluit 4' en octaaf 2' hoofdwerk; holpijp 8' en holfluit 4'
bovenwerk). De factuur van deze registers sluit een toeschrijving aan
Jacob Frangois Moreau of diens zoon Jacobus Johannes niet uit. Het
oorspronkelijke uiterlijk van het orgel is niet bekend. Uit het verslag
over de aankoop van het orgel blijkt, dat het klavier zich aan de zij
kant bevond en dat het front het uiterlijk van een kerkorgel had.
Het orgel is in de loop van de 19e eeuw niet aan ingrijpende wijzi
gingen ontkomen. In 1841 reviseerden de orgelmakers G.L. Preuniger
en J.A. Mennes te Middelburg het instrument en vervingen daarbij
de cornet en de kromhoorn van het bovenklavier door een gemshoorn
2' en een dulciaan, de roerquint van het bovenklavier door een fluit
2'53. Ingrijpender was een wijziging door W.H. Kam in 1850. Deze
voorzag het hoofdwerk van een nieuwe, volledige prestant 8', verving
de prestant 4' door een nieuwe octaaf 4' en verwijderde de mixtuur en
de gemshoorn 2'. Hij plaatste het pijpwerk van het onderklavier met
een viola di gamba 8' en een salicionaal 4' op een nieuwe bovenlade.
In verband met deze wijzigingen werd de oude orgelkas door een
nieuwe vervangen met een vierkant front van drie hoogvelden54. Kam
verving in 1854 de dulciaan 8' door een aeoline 8', uitgevoerd als
tongwerk met doorslaande tongen; in 1857 plaatste hij op het boven
werk nog een gemshoorn 8' en vernieuwde hij de oude klavieren. Het
feit dat in het bestek voor deze klavieren uitdrukkelijk ivoor voor de
beneden-, en ebbenhout voor de boventoetsen werd voorgeschreven
is een aanwijzing dat de oude klavieren ebben beneden-, en ivoren
boventoetsen bezaten55.
Een laatste verandering onderging het orgel in 1890. De fa. Bakker en
Timmenga te Leeuwarden leverde een nieuwe orgelkas, windladen en
mechaniek, breidde het hoofdwerk uit met een bourdon 16' en trom
pet 8' en verplaatste de aeoline naar het bovenwerk56. Sindsdien is
het instrument niet meer gewijzigd. Ter samenvatting van de ontwik
keling van het instrument volgt nu de huidige dispositie met de date
ring van het pijpwerk, waarbij het 18e-eeuwse materiaal met 'oud' is
aangeduid.
44