port bleef niet bewaard, maar Stevens' werk moet gunstig zijn beoor deeld, aangezien hij de toegezegde verering ontving. Het orgel had na het gereedkomen deze dispositie: 1. Holpijp 8' 6. Ouint 3'bas/disc. 2. Dwarsfluit 8' disc. 7. Terts 1 3/5' bas/disc. 3. Prestant 4' 8. Cornet 4 st. 4. Fluit 4' 9. Dulciaan 8' bas/disc. 5. Octaaf 2' Tremulant Klavieromvang C-d'". Aangehangen pedaal C-d'. Stevens heeft het orgel in 1763 nog eenmaal herzien. Wellicht heeft hij toen de bas van de terts in een 2' gewijzigd, want Hess vermeldt deze wijziging al in zijn dispositieopgave van 177462. Sinds 1767 onderhield de stadsorgelmaker Johannes van Overbeek het orgel. Frederik van der Weele nam deze taak in 1785 over en onderhield het instrument tot zijn overlijden in 1840. Daarna volgden G.L. Preuniger (1843-50), J.A. Mennes (1850-57), W.H. Kam (1857-58), C.P. van Sprang (1868- 95) en G. Spit (1898-1919)83. De orgelmaker C.P. van Sprang te Vlissingen heeft het orgel in 1875 enigszins gewijzigd. Volgens zijn rapport waren klavier en abstractum zodanig gesleten, dat vernieuwing noodzakelijk was. Hij adviseerde het klavier naar de zijkant van de orgelkas over te brengen en tevens enige registers te wijzigen; de prestant 4' in een prestant 8' en de quint 3' in een octaaf 4'. Deze laatste wijzigingen hebben niet plaatsgevon den64. Alleen de fluittravers 8' discant is in een prestant 8' discant ge wijzigd, zodat de schade aan het instrument beperkt bleef. Door het verplaatsen van het klavier van de achterzijde naar de zijkant van het orgel is de aanleg van het mechaniek geheel gewijzigd. De register trekkers werden boven het klavier aangebracht met een directe ver binding naar de slepen. Tengevolge van deze constructie kwamen de halveringen van de quint en de terts te vervallen. In 1956 is het orgel tegelijk met de kerk gerestaureerd. Het instrument heeft daarbij geen wijziging ondergaan; wel is de opstelling gewijzigd. Het orgel bevond zich oorspronkelijk in de absis en is toen aan de westzijde van de kerk geplaatst op een galerij boven de van de kerk ruimte afgezonderde consistoriekamer en portaal. Oksaal en orgelkas zijn bij deze restauratie ontdaan van hun verflaag. Door de geringe wijzigingen in de loop van de tijd heeft het orgel zijn oorspronkelijk karakter in hoge mate behouden. Behalve de dwars fluit 8' discant is al het oorspronkelijk pijpmateriaal bewaard gebleven. Het is een goed instrument, met een zware holpijp (volgens het bestek van "grove mensuer") en een helder prestantenkoor, terwijl de terts het geheel een voornaam karakter verleent en de cornet daaraan de nodige kracht bijzet. Voor zover mij bekend is dit het enige kerkorgel, van Stevens dat bewaard bleef en mede om deze reden een waardevol 46

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1974 | | pagina 46