de Middelburgse beeldhouwer Gerard de Grendel. De Grendel was
een zeer bekwaam beeldhouwer, die tot in het buitenland grote be
kendheid genoot. De door hem ingediende rekening bleef in het ar
chief van de Lutherse Gemeente bewaard79. Deze stelt ons in staat
nauwkeurig vast te stellen welke onderdelen door De Grendel zijn
geleverd. De rekening vermeldt een "comcole in de midden ront vol
loof", twee "drykante comcolensen" onder de torens van het rug
positief, twee "kardoese" naast de middentoren, twaalf "regte hoeken
loof" en twee "alfe ronde loof" voor de blinderingen van het rugposi
tief. Verder loofstukken met "overslagende blaren" voor de zijvelden,
twee "kardoesen" naast de middentoren van het hoofdwerk en het
grote David-beeld. De Grendel repareerde de reeds bestaande "hin
ders" op het hoofdwerk. Het beeldhouwwerk is van een uitstekende
kwaliteit. Met name de consoles onder de torens van het rugpositief
zijn zeer fraai van ontwerp. Het beeldhouwwerk aan de voet van de
preekstoel is van de hand van de beeldhouwer Hendrik van Diest. Ja
cobus van de Sande schilderde en verguldde het orgel. Zijn declaratie
bevat niet minder dan 83% boek goud80. Voor zover nog aanwezig
is deze beschildering bij de restauratie van het orgel in 1964 weer
hersteld: het oksaal wit, de balustrade en het hoofdwerk roodbruin
met witte lijsten en panelen, de voluten en zuilen groen gemarmerd.
De nieuwbouw betekende een enorme krachtsinspanning voor de Lu
therse Gemeente. De gehele 18e eeuw ging men gebukt onder de
rentebetalingen en aflossingen. Voorlopig kon dan ook geen sprake
zijn van het completeren van het rugpositief en moest men met het
gewone onderhoud volstaan. In 1743 verrichtte Batz dit nog eenmaal,
in 1747 en 1750 Ludovicus de Backer31. Toen Johan Caspar Müller
in 1754 een voorstel deed voor het aanbrengen van een vijftal regis
ters in het rugpositief moest de kerkeraad het bij gebrek aan middelen
laten afweten. Maar in de Gemeente was het enthousiasme voor dit
plan zo groot dat enkele leden een collecte organiseerden, die met
een gift van een particulier uit Amsterdam voldoende was om de
voorgestelde uitbreiding te realiseren82. Volgens zijn voorstel van 29
september 1754 plaatste Müller op het rugpositief een holpijp 8',
fluit 4', octaaf 2' discant dubbel, en een sesquialter en reviseerde hij
het hoofdwerk en de blaasbalgen. Müller heeft met deze uitbreiding
van het rugpositief voortreffelijk werk geleverd. De registers zijn in
klankkleur volkomen op het hoofdwerk van Duyschot afgestemd, maar
overeenkomstig hun plaats subtieler van geluid.
Met deze uitbreiding van het rugpositief zijn niet alle registers van
dit werk verklaard. Joachim Hess noemt in zijn dispositieopgave van
1774 ook een prestant 8' discant, mixtuur en dulciaan 8'. Tegelijker
tijd vermeldt hij drie open registerplaatsen op het rugpositief83. Deze
gegevens zijn alleen met elkaar te rijmen wanneer we veronderstellen
53