verhoudingen van de orgelkas ondersteunt deze veronderstelling104. Deze orgelkas was ontegenzeggelijk een fraai ontwerp, met zijn klas sieke vormgeving vrij modern voor zijn tijd van ontstaan. De onder zijde van de orgelgalerij is niet uitgewerkt in een veelheid van hang- gewelfjes en hangers, maar in een strakke, zeskantige console die uit een geprofileerde sokkel ontspringt. De orgelgalerij is door korinthische zuilen in drie afdelingen verdeeld, waarmee de indeling van het hoofd werk correspondeert. Hierdoor is er een nauwe onderlinge samenhang, die in hoge mate tot de schoonheid van het ontwerp bijdraagt. Een bijzonderheid is de aanwezigheid van gedekte pijpen in het front, aangenomen althans dat de tekening in dit opzicht correct is. In de bovenafdelingen van de torens is een gelijk aantal pijpen parallel met de prestantpijpen opgesteld, echter half zo lang. Dit is een fraaie op lossing die maar zelden is toegepast. Johan Morlett bleef tot 1626 met het onderhoud van het orgel belast. In 1656 was het orgel volgens een oude beschrijving "seer ontram- poneert", beschadigd. Het werd hersteld door de orgelmaker Nicolaas van Hagen voor 350 2100) welk bedrag wijst op een ingrijpende vernieuwing. Ook ditmaal examineerde een Amsterdams organist het instrument: Jacobus van Noord, organist van de Oude Kerk te Am sterdam. Van Hagen moet goed werk hebben geleverd, want hij ont ving een verering van 100104a. Aan het begin van de 18e eeuw vond weer een aanzienlijke vernieu wing van het instrument plaats door de orgelmaker Jacob Cool, die hiervoor in 1708 450 2700) ontving. Bij deze gelegenheid werd het uiterlijk van het orgel aanzienlijk verfraaid. De orgelkas werd geschilderd en verguld en de luiken werden aan binnen- en buiten zijde van een fraaie beschildering voorzien door Jan Bodeson, Anthony van Dam, Francois van Hoogstraten en Philips van Dijck, kunstschil ders te Middelburg. De tekening van het orgel geeft nog een indruk van deze beschildering. Op de deuren van het hoofdwerk was aan de linker zijde de intocht van Jephta afgebeeld, aan de rechterzijde de intocht van David. Op de deuren van het rugwerk waren musicerende maagden geschilderd. De portretten op de deuren van het rugwerk werden ge schilderd door Frangois van Hoogstraten en Philips van Dijck, laatst genoemde was een beroemd portretschilder in de eerste helft van de 18e eeuw. De buitenzijde van de deuren van hoofd- en rugwerk was versierd met de wapens van een aantal magistraatspersonen uit deze tijd105. Bij de brand van de Abdijkerk in 1712 bleef de orgelkas gespaard, maar liep het inwendige ernstige schade op. Andries Duyschot her stelde het instrument in 1713. In 1754 volgde opnieuw een reparatie door de stadsorgelmaker Ludovicus de Backer. In 1769 werd het orgel met enige registers uitgebreid door de stadsorgelmaker Johannes 59

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1974 | | pagina 59