tanten als hoofdwerk, een bovenwerk met de overige registers en een matig bezet pedaal, een klassiek Nederlandse dispositie. In een tweede contract van 9 januari 1691 en een aanvulling van 6 maart 1692 kwamen de kerkmeesters met Duyschot overeen een orgel van 21 registers te bouwen verdeeld over hoofdwerk, rugwerk en pedaal. Dit instrument kwam augustus 1693 gereed en werd gekeurd door de Amsterdamse organisten Backer, Gres en Van Ulft. Hun rapport is niet bewaard gebleven, maar moet gunstig hebben geluid, want Duyschot ontving boven de bedongen 1860 nog een verering van 210, mede in verband met buiten het contract verrichte werk zaamheden118. De eerstvolgende jaren onderging het orgel nog enige verbeteringen. In 1694 accepteerden de kerkmeesters een voorstel van Duyschot een quintadeen 16' op het hoofdwerk aan te brengen, en in 1699 leverde deze een vox humana, waarvoor een liefhebber geld beschikbaar had gesteld118. Na deze uitbreidingen, waarmee Duyschots werkzaamheid aan het orgel eindigden, was de dispositie van het instrument als volgt: Rugwerk: 1. Quintadeen 8' 2. Holpijp 8' 3. Prestant 4' 4. Fluit 4' 5. Superoctaaf 2' 6. Sifflet 1' 7. Sesquialter b/d. 8. Scherp 3-4 st. b/d. 9. Trompet 8'disc. Pedaal: 1. Bourdon 16' 2. Prestant 8' 3. Octaaf 4' 4. Trompet 8' (transmissie Hw.) Klavieromvang C-c'" Pedaal C-c' Hoofdwerk: 1. Quintadeen 16' 2. Prestant 8' disc. 2 st. 3. Holpijp 8' 4. Octaaf 4' 5. Superoctaaf 2' 6. Cornet 4 st. 7. Quint 3' 8. Mixtuur 6-8 st. b/d. 9. Vox humana 8' 10. Trompet 8' b/d. Reeds in 1723 onderging het orgel een aanzienlijke vernieuwing door Christian Müller. Deze had in 1721 een bovenwerk aangebracht in het orgel van de Nieuwe Lutherse Kerk, en zijn werk was door de organisten Haverkamp, Veltcamp en Clermont zo gunstig beoordeeld, dat de kerkmeesters zonder veel aarzelen een door hem ingediend voorstel tot verbetering van het orgel van de Oude Lutherse Kerk aanvaardden. Het contract is niet bewaard gebleven, maar te oordelen naar de 3900 die Müller ontving moet het instrument naast de uit breiding ook grotendeels zijn vernieuwd120. Na deze verbouwing zag het instrument er als volgt uit121: Hoofdwerk: 1. Prestant 16' disc. 2. Quintadeen 16' 3. Prestant 8' disc. 2 st. 4. Baarpijp 8' 5. Octaaf 4' Rugwerk: 1. Prestant 8' 2. Roerfluit 8' 3. Octaaf 4' 4. Octaaf 2' 5. Quint 3' Pedaal: 1. Bourdon 16' 2. Prestant 8' 3. Octaaf 4' 4. Mixtuur 5 st. 5. Scherp 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1974 | | pagina 63