6. Octaaf 2' 6. Sesquialter 4 st. 6. Bazuin 16'
7. Woudfluit2' 7. Mixtuur 4-6 st. 7. Fagot 16'
8. Cornet 4 st. disc. 8. Scherp 4 st. 8. Trompet 8'
9. Mixtuur 4-8 st. 9. Trompet 8'
10. Scherp 4-5 st.
11. Voxhumana8' Klavieromvang C-c'". Pedaal C-c'
12. Trompet 8' Tremulant. Ventiel. Afsluitingen.
Het meest opvallend van de door Müller aangebrachte wijzigingen is
de vergroting van het pedaal met vier stemmen. Hierin is duidelijk de
invloed van de Duitse orgelbouw merkbaar, die aan het pedaal reeds
een belangrijker functie toekende dan in de Hollandse orgelbouw ge
bruikelijk was. Müller bleef met het onderhoud van het instrument
belast tot zijn overlijden in 1763, waarna zijn zoon Pieter Müller
deze taak overnam. Sinds 1770 onderhield Hendrik Blötz het orgel
en na zijn overlijden in 1777 de bekende Johannes Strümphler122. Deze
heeft in 1786 en 1799 meer uitvoerige reparaties uitgevoerd. In 1786
vernieuwde hij de mixtuur, scherp en sesquialter van het rugwerk en
verving hij de tertiaan in de bas door een gedekt 4'. In 1799 ver
nieuwde Strümphler de quintadeen 16' en octaaf 4' van het hoofdwerk
en de octaaf 4' van het pedaal123. In de 19e eeuw was de fa.Batz met
het onderhoud belast. Jonathan Batz voerde herzieningen uit in 1819
en 1835 maar bracht geen wijzigingen aan124.
In de loop van de 19e eeuw begon de waardering voor het orgel af
te nemen. Toen het instrument in de jaren tachtig opnieuw aan repara
tie toe was en men een keuze moest maken tussen restauratie en nieuw
bouw sloeg de balans al spoedig door naar het laatste. Ook de orgel
bouwer G.F.C. Witte van de fa.Batz ontried (als gewoonlijk) restau
ratie en deed de aanbeveling een nieuw orgel te bouwen. In 1882
deden de fa.Batz en Cavaillé-Coll offertes, de laatste met behoud van
de bestaande orgelkas. De keuze viel tenslotte op het plan van de fa.
Batz en deze leverde in 1886 een geheel nieuw orgel125.
Aanvankelijk trachtte men het oude orgel in zijn geheel te verkopen,
maar er kwamen geen kopers opdagen126. Hierop besloot men de
orgelkas aan het Rijksmuseum af te staan. Het instrument werd echter
gesloopt aangezien het pijpwerk aan metaal nog 350 waard was127.
Zo eindigde een waardevol instrument in de smeltkroes, een instru
ment dat door prominente bouwers als Johannes Duyschot en Christian
Müller was vervaardigd en sindsdien door bekwame orgelmakers als
Pieter Müller, Johannes Strümphler en Jonathan Batz was onderhou
den. Het moet een fraai instrument zijn geweest, want Joachim Hess
roemt het om zijn "uitmuntend liefelijk geluid en verwonderenswaar-
dig doordringende sterkte" en ook Jonathan Batz verklaarde nog "dat
het orgel een wonderbaar schoon effect door zijn geluid in de kerk
uitoefent"128.
64