b. DE GESCHIEDENIS VAN DE ORGELKAS
Ook in de plannen voor de bouw van de orgelkas zijn een aantal fasen
te onderscheiden. In het eerste bestek wordt de orgelkas niet vermeld
zodat toen waarschijnlijk een vergroting van de bestaande kas was
voorzien. Bij het tweede bestek werd bepaald, dat de oude orgelkas
omlaag zou worden gebracht om als rugpositief dienst te doen en
dat een nieuwe kas voor het hoofdwerk zou worden vervaardigd.
Naderhand kwam men echter tot het inzicht, dat het beter was een
geheel nieuwe orgelkas te bouwen, en deze te plaatsen tegen de gevel
aan de zijde van het Singel, zodat men niet zou zijn gebonden aan de
hoogte van de bestaande galerijen. Het ontwerp werd vervaardigd
door de timmerman Jan Albertsz. Schut in overleg met Johannes Duy-
schot129.
Volgens dit ontwerp plaatste men het orgel op een oksaal, aansluitend
op de onderste galerij, met twee hardstenen zuilen op de hoeken van
het vooruitspringende middengedeelte en een portaal onder het rug
positief. Tegen het oksaal werd het rugpositief aangebracht op een
rijk gebeeldhouwd lampet, terwijl de hoofdwerkkas werd geplaatst op
zuilen in het verlengde van die van het oksaal. Deze opstelling bracht
echter enige problemen met zich mee. Aangezien het raam achter het
orgel kwam te vervallen moesten vensters in het gewelf worden ge
maakt. Slechts aan de noordzijde is een dergelijk raam aangebracht;
Duyschot ontried de kerkmeesters een raam aan de zuidzijde aan te
brengen omdat dit door het invallend zonlicht zeer schadelijk zou
zijn voor het orgel1". Een nadeel van deze opstelling was, dat het
rugpositief ten dele schuilging achter de preekstoel. (Zie de afbeelding
van de opstelling in de Lutherse Kerk te Amsterdam).
De bouw van het orgel werd juli 1691 ter hand genomen. De steen
houwer Hendrik Isendorp leverde de hardstenen pilaren van het ok
saal, Jan Albertsz. Schut vervaardigde oksaal en orgelkas. De beeld
houwer Jasper Waageman leverde het beeldhouwwerk voor het lampet
onder het rugwerk, en vermoedelijk ook de andere beeldengroepen
van het orgel. De rekeningen vermelden ook beeldhouwwerk door
Dirck van Voorst, waarschijnlijk de blinderingen in het front van
hoofd- en rugwerk191. September 1692 was de orgelkas zover gereed
dat het schilderwerk kon beginnen. Op advies van de kunstschilder
Hendrick Tiedemann, die de orgelluiken zou beschilderen, besloten
de kerkmeesters het orgel "in root en wit te lacken"132. Deze be
schildering is niet meer aanwezig, maar uit de 18e-eeuwse afbeel
dingen valt op te maken, dat dit een combinatie van rode en witte
marmerimitatie moet zijn geweest: zuilen, architraven en kroonlijsten
bij wijze van roodbont marmer geschilderd, de friezen en stijlen wit-
gemarmerd133.
65