opnieuw stemmen en intoneren van het orgel, wat door het verhogen
van de winddruk tot 40 graden verre van eenvoudig was. Van O ver-
beek leverde het orgel 5 september 1783 op.
Zo had het drama tenslotte nog een gunstige wending genomen en
ook de financiële gevolgen waren niet onoverkomelijk aangezien de
laatste betaling aan de gebroeders De Rijckere niet had plaats gevon
den. De affaire zal Willem Lootens, als voornaamste deskundige van
degenen die bij de aanbesteding betrokken waren geducht hebben
dwarsgezeten. Hij is er in zijn Bericht niet in geslaagd zich geheel van
blaam vrij te spreken. Hij heeft zich onvoldoende gerealiseerd dat deze
Vlaamse orgelbouwers wel eens minder goed dan zij zelf voorgaven
in staat waren een orgel in Hollandse trant te bouwen. Lootens geeft
het verschil tussen de Noord- en Zuidnederlandse orgelbouw treffend
weer:
"het is bekend dat de orgels in de Roomsche kerken in Braband
Vlaanderen en verder in geen comparatie komen bij de kerkorgels
in de Republiecq voor al die in deze eeuw zijn gemaakt. De groot
ste en beste kerkorgels der eerstgenoemde vergeleeken bij een Haar
lems, Zwols, Gouds, Zierikzees en menigte andere werken verschil
len als nagt bij dag; hun orgels ligt bewerkt met weinig grondstem
men, zelfs bij drie handclavieren zonder pedaal, bevatten doorgaans
veel kleine registers, Tertsen, Nasards, Sexquialters, Larigots, Four-
nituurs, Cymbaals etc. Zulke werken behoeven in tegenstelling der
onze kleine windladens, zoo mede met de blaasbalchen, die met.
4 a 5 plooyen zeer zwakke wind leveren. Echter voldoen die orgels
als dienende slegts tot accompagnement van weinig zangers, of
ter ondersteuning van figuraal kerkmuziek, door stemmen en aller
lei zoort van muzicale instrumenten geëxecuteerd dus in beide ge
vallen het Orgel met vier a vijf registers kan volstaan, werdende
de meerdere registers (bij hun 't vol spel genoemt) slegts gebruikt
na de zinnelijkheid en verkiezing van den organist tot voor- tus-
schen of naspellen. Daarentegen in onze kerkorgels, bestemd ter
leiding en besturing der choraalzang, door eenige honderde men-
schen tegelijk gezongen, komt het hoofdzakelijk aan op sterk door
dringend geluid in de bovenstem (superius) verzeld met een aantal
prachtige grondgeluiden tot de middelstemmen (alt, tenor) en ver
dubbeling van dien op een vrij pedaal, tot de bas. Deze kerkorgels
vereisschen omtrent de voornaamste deelen een gansch andere
inrichting en dispositie van registers dan die in de Roomse kerken.
Nogtans neemt zulks niet weg dat een verstandig en ervaren Vlaams
orgelmaker ook kerkorgels in onze smaak kan toestellen waar van
men onder anderen in Holland voorbeelden heeft van den Ouden
Moreau uit Gend afkomstig, gelijk ook de heer van Petechem dat
verschil zeer wel begreep."
72