oorspronkelijke kamertoon is gebracht, waartoe al het oude pijpwerk moest worden verlengd. Ook is de oude winddruk van 40 graden (105 mm) teruggebracht. De oude blaasbalgen zijn eveneens gerestaureerd. Een gelukkige omstandigheid was dat de in 1930 verwijderde klavieren bewaard waren gebleven bij de fa. Blank te Utrecht (deze had de in ventaris van de fa. Sanders overgenomen) en konden worden terug gekocht. Deze zijn na zorgvuldige restauratie weer aangebracht en vormen met de in oude staat herstelde registerpanelen weer een fraai geheel. Verder zijn de weiborden gerestaureerd en is nieuwe abstrac tum aangebracht. Zoals bij vele restauraties stond men ook hier voor een aantal dilem ma's. Zo de vraag of op het hoofdwerk de holpijp 8' door het oor spronkelijk register fagot 16' moest worden vervangen. Lambert Erné heeft in zijn rapport van juni 1964 terecht gesteld dat een fagot 16' een "belangrijke en kleurrijke toevoeging" voor het hoofdwerk zou betekenen, maar constateerde tegelijk dat de holpijp 8' van Van Over- beek een fraai, en door zijn plaatsing op een verhoogde pijpstok tevens bijzonder register was. Op grond van deze laatste overweging heeft men tenslotte van het terugbrengen van de fagot 16' afgezien mede omdat het orgel toch al rijk aan tongwerken is. Toch zou het orgel met deze terugkeer naar Lootens' oorspronkelijk ontwerp veel hebben gewonnen. Mijns inziens zou alleen plaatsing van dit register op een hulplade een aanvaardbare oplossing zijn geweest, dit onder het motto het ene doen en het andere niet nalaten. Een ander probleem was de koppeling tussen hoofd- en bovenklavier. Deze koppeling is niet teruggebracht, omdat geen sporen van de con structie werden aangetroffen en ook het praktisch nut gering zou zijn, daar het bovenwerk in hoofdzaak met zachte stemmen is bezet. Naar mijn mening had deze 'verbetering' van 1803 wel mogen worden terug gebracht omdat de reparatie door Schmidt eigenlijk pas de afsluiting van de 18e-eeuwse ontwikkelingsperiode van het orgel vormt. Deze koppel zou de registratiemogelijkheden van het orgel hebben ver ruimd. Het zelfde geldt voor de halvering van de koppel tussen hoofd en rugwerk, die in de 19e eeuw ongedaan was gemaakt. In de prak tijk zou de deling geen extra last met zich mee hebben gebracht omdat de trekkers tussen de klavieren ook nu met beide handen moeten worden bediend. Bij het rugpositief deed zich de vraag voor of een quint 1 y2' dan wel en terts 13/5' moest worden aangebracht. Op grond van de zuide lijke afkomst van de gebroeders De Rijckere mocht worden veronder steld, dat zij aanvankelijk een terts hadden geplaatst, die bij de her bouwing door Reichner in een quint zou zijn veranderd. Toen uit een proef met pijpwerk van de roerfluit bleek dat de openingen in het pijprooster met de voor een terts vereiste ruimte overeenkwamen is 76

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1974 | | pagina 76