het middenveld van het hoofdwerk aan weerszijden met muziektrofeeën
is verlevendigd. Op het hoofdwerk bevinden zich twee bazuinblazende
engelen, op de pedaaltorens muziektrofeeën.
Orgel en preekstoel bezitten nog maar ten dele hun oude kleuren.
Oorspronkelijk is nog de witte marmerschildering op de lijst en de
voluten van het oksaal. Het overige werk is in de loop van de tijd
overgeschilderd of van verf ontdaan. Het laatste geldt voor de tuin,
de banken en de trap van de preekstoel. Deze waren oorspronkelijk
wit geschilderd, evenals de preekstoel die thans in een eikenhoutimi-
tatie is geschilderd. De balustrade was aanvankelijk wit gemarmerd
en is nu in een crème-witte kleur geschilderd. De hoofd- en rugwerk-
kas zijn thans wit en waren oorspronkelijk in een (violet-)rose tint
geschilderd. Bij het vernieuwen van het verguld is vermoedelijk niet
van de oorspronkelijke toestand afgeweken. De kleur van de gordijnen,
die zich blijkens de rekeningen boven de balustrade bevonden, is niet
bekend.
Met het ontwerp voor het orgel van de Oostkerk heeft Conradt Kaijser
van een zeer originele aanpak blijk gegeven. Hij heeft niet op traditio
nele vormen voortgeborduurd, maar zijn werk geheel aangepast aan
het object en zijn omgeving en heeft daarbij de vormen en begrippen
van het in zijn tijd opkomend neo-classicisme toegepast. De combi
natie van orgel en preekstoel was niet nieuw maar Kaijser heeft deze
op geheel eigen manier uitgewerkt in een streng geometrische sobere
stijl, die uitstekend harmonieert met het classicistische interieur van
de Oostkerk. Tussen orgel en preekstoel is een evenwichtige 5:3 ver
houding aangehouden en een disproportie tussen preekstoel en klank
bord is vermeden door een vooruitspringend middengedeelte. Hoofd
werk en rugpositief zijn volgens hetzelfde beginsel ontworpen, maar
deze analogie is enigszins gecamoufleerd door een verschillende uit
werking. Het front van het rugpositief heeft een zuiver vierkant mid
denvak, geflankeerd met kwartronde velden; het front van het hoofd
werk bezit een tweemaal zo groot vierkant middenvak met daarnaast
de pedaaltorens. Het middenvak van het hoofdwerk wordt doorsneden
door de middentoren, maar de eenheid wordt nadrukkelijk aangegeven
door de horizontale lijsten en de segmentvormige boog. Een verdienste
van het ontwerp is ook, dat de loutere orde-architectuur is vermeden;
zuilen of een volledig hoofdgestel zouden weinig fraai zijn geweest
naast de reusachtige ionische orde van de kerk. Kaijser heeft de be
ëindiging van het hoofdwerk toch voldoende zwaarte kunnen geven
door horizontale lijsten en een attiek. Door al deze specifieke kenmer
ken mag het orgel van de Oostkerk enig in zijn soort worden genoemd.
Het is een voor Nederland uniek voorbeeld van een orgel ontworpen
volgens de beginselen van het 18e-eeuws neo-classicisme en het mag
ook gelden als het belangrijkste werk van Conradt Kaijser.
80