Het uiterlijk van het orgel na deze vernieuwing is niet bekend. Jan Dupon vermeldt in zijn beschrijving van Middelburg, dat het oksaal was versierd met wapens van de families Duvelaer, Van den Brande, Van Citters, Van Campen, Le Sage, Reigersbergen, Van de Perre en Veth. Deze wapens waren geschilderd door Jan de la Croix, die in 1747 ook het orgel schilderde en verguldde. Het orgel werd in 1815 nog aanzienlijk uitgebreid door de stadsorgel- maker Frederik van der Weele171. Deze vergrootte het instrument met een bourdon 16', quintadeen 8', sesquialter 3 St. disc., en een vox humana, verdubbelde prestant 8' en octaaf 2' in de discant, vermeer derde de sterkte van mixtuur en cornet en vergrootte de toonomvang tot f". Bovendien bracht hij een geheel nieuw rugpositief aan van negen registers. Na deze verbouwing had het orgel deze dispositie: Hoofdwerk: Rugwerk: 1. Bourdon 16'bas/disc. 1. Prestant 8'disc. 2. Prestant 8' disc.dubbel 2. Holpijp 8' 3. Holpijp 8' 3. Viola di gamba 8' disc. 4. Quintadeen 8' 4. Prestant 4' 5. Prestant 4' 5. Roerfluit 4' 6. Fluit 4' 6. Nasard 3' 7. Quint 3' 7. Nachthoom 2' 8. Octaaf 2' disc.dubbel 8. Flageolet 1' 9. Mixtuur 3-5-6 st.bas/disc. 9. Dulciaan 8' bas/disc. 10. Cornet 6 st.disc. Tremulant 11Sesquialter 3 st.disc. Afsluiting 12. Trompet 8' bas/disc. Ventiel 13. Vox humana 8' bas/disc. Tremulant, Afsluiting. Klavieromvang C-f'", aangehangen pedaal C-c'. Volgens het bericht in de Boekzaal der geleerde wereld vermoe delijk Joh. de Kanter Phil.z. leverde Van der Weele met deze uitbrei ding uitstekend werk. "het pijp- en tongwerk heeft de vereischte aanspraak en de cla- vieren laten zich gemakkelijk bespelen, zoodat dit schoone werk met regt de goedkeuring van elk orgelkenner mag wegdragen. De maker heeft er zoveel eer mee behaald dat hij niet alleen allen lof verdient maar ook op de beste aanbevelingen eene regtmatige aan spraak heeft en zig deswegens ten allen tijde gerustelijk op ons orgel beroepen mag." Hoewel Van der Weele alleen het rugpositief geheel nieuw bouwde geeft dit project door de uitbreiding van het hoofdwerk toch een in druk van zijn opvattingen over orgels van grotere omvang, een hoofd werk waarop alle groepen registers evenredig waren vertegenwoor digd, een rugwerk met overwegend zachte registers in de trant van een bovenwerk. 83

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1974 | | pagina 83