Over de bouw van de orgelkas is weinig bekend. Het ontwerp moet vervaardigd zijn door de timmerman Jacob de Vriend in samenwerking met Albertus van Os. Uit een betaling aan De Vriend voor een reis naar Dordrecht om het orgel in de Grote kerk daar te bezichtigen blijkt dat dit orgel model heeft gestaan voor het ontwerp213. We kennen het uiterlijk van het orgel dank zij een schilderij dat de orgel maker C.P. van Sprang in 1844 aan de Hervormde Gemeente te Vlissingen schonk, en in de St.Jacobskerk wordt bewaard214. Het orgel was geplaatst in het koor. In plaats van een rugpositief was het oksaal in het midden van een grote sculptuur voorzien, een ovaal paneel met beeldhouwwerk rondom. De onderkast strekte zich uit over de gehele breedte van het koor en was met lijstwerken in panelen ingedeeld. Het front was zeer breed en dit effect werd nog versterkt door grote sierstukken naast de pedaaltorens. De orgelkas was roodbruin geschilderd, de blinderingen, de consoles onder de torens en de kuif ornamenten van de panelen waren verguld, het ove rige beeldhouwwerk was bij wijze van wit marmer geschilderd. Het ontwerp heeft een aantal zwakke punten. Door in de pedaaltorens een prestant 8' aan te brengen en op dezelfde hoogte als de midden toren op te stellen is een volstrekte scheiding tussen front en onder kast aangebracht en doen deze torens wat nietig aan ten opzichte van de middentoren van het hoofdwerk met de grootste pijpen van de prestant 16'. Bij andere orgels met pedaaltorens zijn deze meestal equivalent aan de middentoren en vormen zij een trait d'union tussen front en onderkast. Ook de tegenstelling tussen het zware kaliber van de middentoren en de gedeelde zijtorens en velden is niet fraai. De onderdelen van het orgel op zich waren zeer fraai, met name de beel den op de torens. Wie het beeldhouwwerk vervaardigde is niet be kend. Ds. Brahé meldt in zijn inwijdingsrede dat het snijwerk door een beeldhouwer van "een andere stad" werd geleverd. Vermoedelijk bedoelde hij daarmee Middelburg zodat de bekende beeldhouwer Gerard de Grendel bij het werk betrokken kan zijn geweest. Het orgel werd 25 januari 1769 in gebruik genomen, dezelfde dag waaroo het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen werd opge richt. De predikant Jan Jacob Brahé hield bij deze gelegenheid een redevoering waarin hij de loftrompet stak over het hoge peil waarop de uitoefening van kunsten en ambachten te Vlissingen stond. Op een deel van het beeldhouwwerk na was het orgel geheel te Vlissingen gebouwd. "Mochten zulke voorbeelden onze brave Vlissingers in 't algemeen tot naeijver aanzetten om meer en meer aan de waereld te toonen dat wij niet noodig hebben vreemdelingen op een slaafsche wijze naar de ogen te zien, maar ook gelijk van ouds mannen kunnen aankweken die sieraad en voordeel aan kunsten en wetenschappen kunnen bijzetten215 98

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1974 | | pagina 98