De Roo van Alderwerelt kwam mij op het Lange Voorhout tegen en zei dat Thorbecke hem opgedragen had naar eenen Minister van Oor log te zoeken. Allen die zij op het oog hadden waren van conserva tieve rigting. 'Wel', zei ik, 'kijk dan eens naar Delprat'. 'Daar zeg je zooiets', zei De Roo, 'ik ga dadelijk naar Thorbecke' en Delprat werd benoemd Met Godefroi had ik steeds eenen vriendschappelijken strijd. Toen ik in zake de kloostergoederen van St. Agatha gesproken had riep hij mij toe: 'Je bent een kruisridder'1S, waarop ik antwoordde: 'En jij hebt den Heer gekruist' >8. De zeer verdienstelijke Godefroi was zeer doof. Daarom zeiden spotvogels: 'Hij hoort niet in de Kamer'. Als hij niet naast den spreker kon staan ging hij zitten naast Noordziek20 die in duidelijk schrift en op heldere wijze de betoogen aanteekende. Hij voegde zich dan in den strijd op grond van de aanteekeningen van Noordziek. Eens deed hij dat weder. Het gold een zeer ingewikkeld regtsgeleerd onderwerp. Toen hij het woord vroeg zeide ik: 'Gij zult zien dat hij er niets van begrijpt'. Men antwoordde: 'Het is toch ge heel in zijn vak. Waarom zegt gij dat'? Ik antwoordde: 'Wel, Noord ziek heeft het niet kunnen begrijpen'. En het kwam zoo uit. 72. Op een middagmaal bij Kappeyne zeide ik tegen Den Beer Poortu- gael21 met het oog op zijne zachtmoedige pogingen om den oorlog be minnelijk te maken: 'Je bent de vredelievendste oorlogsman dien ik ken', waarop hij met het oog op mijn Voorzitterschap van het Vrede bond antwoordde, tevens op mijnen lust tot strijd in de beraadslagin gen: 'En gij zijt de oorlogszuchtigste vredesman dien ik ken'. Toen ik in de Kamer (1849) kwam kon er bijna niemand spreken; Kien22 b.v. zocht daarin de deftigheid dat hij huilde als een lijkebid- der. Het doffe stelsel van vóór 1848 had alle welsprekendheid op den kansel en in de 2e Kamer onmogelijk gemaakt. De mannen die er toen in kwamen hadden dus niet veel aangeleerd. Westerhoff sprak veel doch altoos volgens schrift. Ik, sedert 8 jaar Advocaat, sprak altoos uit mijn hoofd. Ik zei: 'Westerhoff, leert dat toch ook' en ik wees hem den weg; maar toen ik hem een paar dagen daarna er over vroeg zeide hij dat ik hem er nooit meer over moest spreken. Hij had het op zijne kamer beproefd maar die proef had hem ziek gemaakt. 73. Van Deinse 2S, voortgekomen uit de Amstelbeweging 24, was Advocaat met eene goede practijk in Goes. Men zeide dat hij, hoewel getrouwd, vreed met een nichtje Van Rijswijk waarover hij voogd was. Dat hij met haar buiten de stad onder eenen boom zat doch dat een jongen daar in was geklommen en herhaaldelijk had geroepen 'koekoek'; dat hij hen verdreven had doch vóór hen de stad was ingekomen en zijn avontuur had verspreid. Dat dadelijk daarop liedjes waren gemaakt die door Goes zoo druk op de straat werden gezongen dat Van Deinse er de practijk aan gaf en te Leiden ging wonen; dat de meid den vol- 103

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1975 | | pagina 101