genden morgen hem zeide dat men de deur beschilderd had en Van Deinse toen eenen grooten koekoek ontwaarde. Dat hij daarna Voor zitter van de Regtbank te Goes werd en in 1853 ook lid van de Kamer. De Water en Melk- of Bevredigingswet25 werd toen voorgedragen. Van Rappard, Voorzitter van het Geregtshof in Gelderland, begreep dat de Aprilpartij alle moeite moest doen om zich uit haren neteligen 74. toestand te redden. Hij ging terstond naar Van Deinse toe omdat hij gehoord had dat deze wilde spreken waarvoor hij zeer beangst was. Hij zeide dat men in dezen met veel beleid moest te werk gaan en met zorg zou moeten zoeken naar de handigste sprekers. 'Dit heb ik ook zoo begrepen', zeide Van Deinse, 'en heb mij daarom dadelijk laten inschrijven'. Van Rappard was uit het veld geslagen. Van Deinse kon alleen van het papier spreken. Strijd moetende voeren met Westerhoff, hadden deze beiden afgesproken tot van dupliek tegen elkander te dienen. Westerhoff begon en legde zijne redevoering boven op zijnen hoed (men droeg toen algemeen kagchelpijpen). Toen de serie was afgeloopen vroeg Westerhoff voor de 3e maal het woord. De Kamer stond toe en Van Deinse moest het afleggen; hij was ver ward en kon uit het hoofd niets antwoorden. Westerhoff had namelijk een derde papier uit zijn jas gehaald en op zijnen hoed gelegd 26. Groen sprak ook uit het hoofd. Ik teekende vooraf mijne punten aan. Groen had daar niet aan gedacht en toen hij aan zijn tweede punt kwam was hij dat vergeten. Van Hall redde hem; hij vroeg dadelijk het woord, rammelde maar wat - het kon hem ook niet schelen - en 75. stond toen het woord weder af aan Groen die intusschen weer te paard was gekomen. Als Voorzitter van de Commissie voor de Stenographic 27 las ik dik wijls de teruggekomen redevoeringen der leden over met de verande ringen door de leden op het werk der Stenographen gemaakt. Alles was volgens mijne bevinding bijzonder eerlijk toegegaan. Geen geknoei om anders te doen drukken dan wat gezegd was. Alleen nu en dan eene kleine verandering in stijl28. Groen alleen veranderde zijne rede voeringen zoo dat er bijna niets meer van overschoot doch was toch even eerlijk. Zijne veranderingen betroffen alleen den stijl en dat zoo angstvallig dat ik dikwijls niet begreep waarom hij veranderd had. Aan één der Friesche leden overkwam hetzelfde ongeluk als aan Groen en hij had geenen Van Hall naast zich. Hij kon alleen zeggen: 'K ben 't kwiet President' en ging toen zitten 29. Toen wij ons in 1849 bij het intreden in de Kamer voorstelden aan Willem II was ook zijne vrouw Anna Paulowna tegenwoordig, allen aansprekende met eene kennis van localiteit enz. dat men er over 76. verbaasd kon staan. Lotsy stond naast mij. De Koningin besprak met hem veel wetenswaardigs over Dordt. Na het gesprek trok Lotsy zich terug en kwam al pratend aan de andere zijde der zaal. De Kamerheer, 104

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1975 | | pagina 102