ze hem dadelijk geven'. Dat was dus alleen omdat ik in strijd met de gewoonte eenen vollen baard droeg. Ik heb mij dadelijk beklaagd bij den Raad van Toezigt en Discipline. Voorzitter was Faber van Riemsdijk 4S, een man van het gezag van wien men zeide dat hij vroeger daarom in de 2e Kamer was gebragt. 79. Deze gaf er geen gevolg aan en zeide toen ik opnieuw aandrong dat de Orde er buiten was. De Voorzitter had den Heer Van Eek niet aange naam behandeld maar dat was eene private zaak. Ik antwoordde dat daar geen Heer van Eek was maar een Advocaat die als zoodanig was opgetreden. Toen verhaalde Mr. van Riemsdijk aan den Raad dat ik van de klagt had afgezien en aan mij dat de Raad meende er niets aan te moeten doen. Al de toenmalige Heeren zijn dood maar ik heb menigmaal het geval zonder tegenspraak herhaald en op het middag maal dat Van der Linden gaf toen hij naar ik meen Deken was ge worden en een aantal Advocaten en Regterlijke Ambtenaren bij zich had, op bijzonderen aandrang zonder tegenspraak van Van der Lin den of iemand medegedeeld. Er zijn nog velen die dat weten. Ik heb steeds gestreefd om, hoe moeijelijk dat in het politieke leven is, aan mijne overtuiging nooit geweld aan te doen 44. Men is toch zoo 80. aan zijne partij gebonden en elke partij streeft er naar om altoos te overwinnen niet alleen in haar belang maar ook in dat van het vader land en elke nederlaag van eene Regering of vermindering van credit, vooral door de niet medewerking van partijgenooten, is haar nadeelig. Dit is mij meermalen voorgehouden o.a. door Jonckbloet. Nu mag dit misschien eenigszins gelden in zaken van kleine beduidenis maar niet in beginselquaestiën, want dan zoude men ook de willekeur en aanmatiging van Ministers en partijgenooten in de hand werken en tevens zijn eigen caracter verliezen en dat zou toch ook niet gewenscht zijn voor het vaderland. Ik zeg dit niet om mij zeiven te prijzen want ik meen dat de mensch geen goed of kwaad kan doen, omdat hij is een natuurvoortbrengsel en dus gedwongen is om evenals ieder geor ganiseerd of niet-georganiseerd natuurvoortbrengsel te handelen door de regelen die de natuur aan hem voorschrijft. De mensch handelt dus als een werktuig. Mijne houding leidt er nu toe dat ik vrede kan 81. hebben met mijne ikheid en dit acht ik het hoogste geluk. Ik ben dus met mijzelven tevreden dat ik met die beginselen bedeeld ben. Daarom ben ik ofschoon volgende nooit onderworpen geweest aan anderen. Toch heeft de Stenograaf Ising 45 in zijne schets van de 2e Kamer dur ven zeggen dat ik het algemeen belang opofferde aan dat van mijn kiesdistrict4S. Ieder weet dat toen de Ministers Van Heemstra 47 en Roest van Limburg48 onregtvaardig door de liberale partij werden be handeld, ik de partij voor hen getrokken heb 49. Toen een nieuw ontwerp van zoutbelasting 50 aan Zeeland de gelegen heid benam om door het gebruik van zoutwater overponden onbelast 106

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1975 | | pagina 104