lem I bedreigd en vervolgd werden als zij hunne godsdienst uitoefen
den 56. Na de Grondwet van 1848 hield dat op doch er waren nog be
sluiten van onderworpenheid aan de Gereformeerde Kerk. Daarover
kwam een klagt in bij de 2e Kamer. Westerhoff moest het verslag
namens de Commissie van Verzoekschriften uitbrengen. Ik drong er
bij hem op aan om die dwingelandij te keeren. Hij wilde beproeven
doch ik moest het verslag voor hem stellen en zoo noodig er in spre
ken. Ik voldeed daaraan 57. Groen was Westerhoff en mij zeer erken
telijk en het besluit is later ingetrokken.
In IJzendijke was geene Roomsch-Catholijke Kerk. Al naar de in
woners aan den éénen of anderen kant woonden moesten ze van drie
verschillende kerken gebruik maken, allen op een uur afstand. De
Regering had jaarlijks over eene kleine som te beschikken om die naar
goedvinden waar de meeste behoefte was te besteden. Tweemalen
hadden die van IJzendijke aan de Regering verzocht om eene subsidie
van fl. 2.000 of fl. 3.000. Telkens was die geweigerd. Ik vermoed
omdat men in Zeeland Roomsche wenschen niet wilde steunen. Ik
antwoordde aan de boeren die bij mij aandrongen dat ik die zaken
85. alleen kon onderzoeken en behandelen met meer bevoegden. Zij
wezen mij toen aan eenen priester, ik meen eenen Deken. Daarop ging
ik herhaaldelijk spreken met den Minister van Financiën, ik meen
Gleichman 58. Deze vond mijn verzoek billijk en stond het toe. Hij
berigtte mij dit een paar dagen vóór de verkiezingen, doch het stuitte
mij dat men zou kunnen denken dat ik tevens mijne verkiezing 59 op
het oog had gehad. Ik wist dat het altoos eenigen tijd duurt vóórdat
eenig besluit een Ministerie verlaat. Ik bewaarde dus de mededeeling
onder mij en gaf daarvan eerst berigt aan de gelukkige verkrijgers na
dat de stembus gesloten was.
Toen de kerkelijke opzweeperij veld won en de kapelaans de dorpen
afreisden om iederen Roomsch-Catholijk tegen mij op te zetten, wat
hun eerst later gelukt is, zeide de Bisschop van Breda 60 tegen Schaep-
man 61 en Des Amorie van der Hoeven 62, beiden toen lid der Kamer
die het mij beiden mededeelden, dat hij zich niet met de verkiezingen
inliet maar dat, als men hem vroeg wien hij voor Staats-Vlaande-
ren zou kiezen, hij zeide: 'Van Eek, want die zal aan ieder geven wat
hij meent dat regt is al is hij dan ook niet van onze rigting'.
In den schoolstrijd kwam Dr. Van Vloten 63 uit Haarlem in Den Haag
eene lezing houden over den strijd betreffende het onderwijs en be
weerde dat de liberalen het onderwijs moesten doen strekken om er
86. de Kerk onder te brengen. Daar niemand het woord vroeg wenkte het
Bestuur van de liberale kiesvereeniging, de Grondwet64 meen ik, mij
om te spreken. Ik deed dit; toonde mijne instemming met het streven
om de zaak van het onderwijs te bevorderen, maar betoogde dat welke
ook de gevolgen van beter onderwijs met het oog op godsdienst, ge-
108