en Thorbecke zegt mij morgen dat het zwart is, dan beweer ik onmid dellijk tegen u dat het zwart is'. Toen ik hem zeide dat dat al te onder worpen was zeide hij: 'Neen. dat is het niet; maar Thorbecke is zoo buitengemeen verstandig dat als hij mij iets verzekert dan moet ik gedwaald hebben en hij gelijk hebben. Ik ben dan overtuigd dat hij het bij het regte eind heeft en ik moet mijne meening daarnaar wijzi gen'. Er waren weder anderen die meer eigen meening hadden en daar onder was ik. Als ik het met hem niet eens was kwam ik daar altoos rond voor uit. Mijn tegenspraak hinderde hem echter nooit. Kwam 89. ik hem bezoeken aan zijn huis en wilde ik mij later verwijderen uit vrees van hem te veel tijd te ontrooven dan was het nogal eens: 'Steek nog eene cigaar op, mijn vriend'. Ik heb het wel gemerkt dat hij anderen stug kon behandelen. Ik heb alleen welwillendheid van hem ondervonden 7S. Toen hij voor het eerst in zijn Ministerie van Binnenlandsche Zaken kwam maakte een ambtenaar hem met alles bekend. Deze kwam in het door Thorbecke beroemd geworden Torentje en zei: 'Dit is de kamer van den Secretaris-Generaal'. Thorbecke antwoordde: 'Dit is mijne kamer'. De ambtenaar die aan eene vergissing dacht zei: 'Ik vraag verschooning Excellentie, het is de kamer van den Secretaris- Generaal". Thorbecke kwam niet nader in uitlegging maar zeide alleen opnieuw: 'Dit is mijne kamer'. Toen Thorbecke aan het roer kwam werd door Gemeentebesturen, Polderbesturen enz. bij sommige bijeenkomsten nogal veel gesmuld ten koste van de belanghebbenden. Ik ben wel op poldervergaderingen geweest waar sommigen een groot getal gasten vroegen. Dan gaf het eenen prachtigen maaltijd met overvloed van zeer fijne merken en champagne waarvan duchtig werd gepooid. Thorbecke wilde waar 90. hij kon die misbruiken weren en liet een of ander voorschrift maken waarbij eenig gebruik ten koste van den Staat verboden werd '9. Daar dat verbod algemeen was, was daar zelfs een kop koffij met een brood je onder begrepen. Dat Besluit werd toen over den hekel gehaald en genoemd het Broodjesbesluit. Toen Thorbecke merkte dat men er den draak mede stak zeide hij dat een Minister niet op alle kleinigheden kon letten en dat een ambtenaar dat gedaan had zonder er hem aan dachtig op te maken. Die ambtenaar was de Referendaris Van Heus- de 80 die daarover zeer vertoornd was en ons herhaaldelijk zeide dat hij niet de minste aanleiding tot dat Besluit had gegeven, maar dat Thorbecke hem gelast had zulk een Besluit of stuk op te maken. Eens 81 toen Thorbecke het voor zich nog niet geraden achtte op te treden drong hij zeer aan bij Fock om aan het hoofd van het Ministerie te komen. Fock had zeer veel bezwaar. Hij was Burgemeester van Amsterdam, bleef dit gaarne en wenschte die betrekking niet te laten loopen om eene onzekere toekomst tegemoet te gaan. Doch Thor- 110

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1975 | | pagina 108