niet begrepen werd en men licht moest putten uit de Handelingen
waaruit dan altoos bleek dat wat hij gezegd had juist en helder was;
maar toch al te kort voor een mondeling betoog. Het woord waar het
op aan kwam herhaalde hij echter veelal eens, soms wel tweemaal. Ik
heb echter meenen op te merken dat hij niet zooals b.v. Heemskerk
dadelijk alles beantwoordde of bestreed met een betoog, maar veelal
evenals Groen zich bepaalde tot eene vraag: b.v. 'Is dit wel zoo'?
Het was bij veel leden de gewoonte hunne redevoeringen eerst veel
later aan de Stenographen te geven. Ik heb als lid en later als Voor
zitter 83 der Commissie voor de Stenographic steeds gestreefd om het
reglement te verbeteren en orde te brengen in de volgorde der beto
gen daar het bijna onmogelijk werd de Handelingen te lezen als alles
zoo door elkander daarin stond met de opmerking: 'Deze redevoering
zal later worden medegedeeld'. Thorbecke vooral vond het lastig bij
94. zijne vele bezigheden zijne redevoeringen in tijds terug te zenden 86.
Hij ging er zelfs toe over om ze meermalen in het geheel niet terug te
zenden. Enkele zijn daardoor wel verschenen in zijne geschriften 87
maar niet in de Handelingen. Toen heb ik als lid van de Commissie
der Stenographie voorgesteld dat alles op tijd zou uitkomen zoodat
de redevoeringen elkander regelmatig zouden volgen. Ik stelde toen
voor om aan Thorbecke te doen verzoeken zijne achtergeblevene rede
voeringen in te zenden en mede te deelen dat ze anders volgens de
stenographische aanteekeningen zouden worden afgedrukt. Dat werd
aangenomen maar men vreesde ervoor om zulk een stout besluit uit te
voeren. Wintgens was Voorzitter, doch verzocht mij voor die uitvoe
ring als Voorzitter te handelen. Ik gaf toen den last aan Noordziek om
ons besluit aan den Heer Thorbecke mede te deelen. Noordziek was
ook bevreesd en verzocht mij hem te verzkeren dat ik alle aansprake
lijkheid op mij nam. Dat deed ik en hij gaf Thorbecke berigt van ons
besluit. Thorbecke liet zich daaraan niet gelegen liggen en ik gaf bevel
het besluit uit te voeren. 'Maar', zeide men mij, 'dan ontsiert gij de
Handelingen'Ik zei: 'Ja, maar slechts eenmaal, want geen spreker zal
op den duur op die wijze durven prijken'. Dit was vooral het geval
met Thorbecke die zoo zacht sprak dat men hem niet kon verstaan,
waarom dan ook de leden als hij sprak rond hem gingen staan. Het
95. kwam uit zooals ik gezegd had. Er verschenen een paar redevoeringen
vol hiaten, maar daarna kwamen ze in tijds in.
De stijl van Thorbecke was vreemd. Eens was ik met mijne vrouw,
Fokker met vrouw, Dullert en anderen bij hem ten eten. Dullert zeide
dat de studenten thans zoo weelderig waren en fijnen wijn dronken.
'In mijnen tijd', zeide hij, 'dronk men gewonen Bordeaux', 'Toen ik
studeerde', zeide Thorbecke, 'dronk men chocolaad'. (Ik herinner mij
gedrukte verzen tusschen Paspoort88, later Lid van de Eerste Kamer
en Daniël de Superville 89, waarin de een den ander zijnen chocolade-
112