Toen wij nu op het Ministerie kwamen zei Muller ons dat de Minister
niet op zijn bureau was maar Tak had hem er zoo even binnen zien
gaan en zeide dat hij het beter wist en den Minister zoo even binnen
had zien gaan. Daar kon Muller niet tegen op, erkende het feit en
diende ons aan. De Minister ontving ons slechts kort, zeide dat hij
de zaak spoedig in orde zou brengen en verzocht ons om als wij nader
over de zaak wilden spreken, wij dat zouden doen met zijnen Secre
taris-Generaal Hubrecht. Toen wij weg waren liet hij Muller bij zich
komen, ging in zijne volle lengte voor hem staan en zei niets anders
dan: 'Mijnheer Muller, gij zijt eene hark'. Daarmede kon de in eigen
oog zoo waardige Muller opstappen.
Wij gingen onmiddellijk naar den Secretaris-Generaal en zeiden dezen
dat de tijd verder ontbrak om in gedachtenwisseling te treden, dat er
geen tijd meer te verliezen was en dat - het was in een reces, ik meen
het Paaschreces - [als] de zaak niet binnen 14 dagen met de Am-
99. bachtsheeren was geregeld wij onmiddellijk met de daartoe noodige
leden van de Kamer, de 2e Kamer zouden bijeenroepen. Thorbecke
begreep dat de gevolgen ernstig zouden zijn. De leden zouden hoogst
verstoord zijn als hun reces om die reden werd verbroken. Zij zouden
ons stellig gelijk geven omdat zij zouden begrijpen welke ernstige ge
volgen uit de voortdurende vertraging van den Minister zouden voort-
vloeijen. Hij schreef er dadelijk over aan zijnen vriend Dullert die,
meen ik, toen Voorzitter was en regelde den aankoop der schorren
met de Ambachtsheeren binnen de 14 dagen, zoodat de aannemer met
het werk kon doorgaan.
Maar nu wilde hij wapenen hebben om later niet meer overvallen te
worden. Als men de kleine hal naar het Torentje leidende doorgaat,
stuit men op eene buitendeur waarnaast eene bodenkamer en toegang
gevende tot het Torentje en een gedeelte van het Departement. Nu
meende Thorbecke zich te dekken door in die deur eene opening aan
100. te brengen en daar eene ruit in te laten zetten. Een bode moest daar
altoos bij staan om te zorgen dat zij die binnenkwamen zich alleen
onder zijn toezigt konden begeven naar de binnenvertrekken. Later
begreep Thorbecke dat dat middel hem niet kon baten. Het voorval
met Muller zou toch kunnen plaats hebben. De bode werd toen afge
lost en kon in de bodenkamer weder pijpjes gaan rooken, maar de ruit
is blijven bestaan.
De geschiedenis van de Limburgsche brieven behoort tot de onaange
name. Van de Limburgsche leden hing het voornamelijk af of het
Ministerie zou blijven bestaan95. Nu was er eene wet aanhangig of in
embryo die de grondbelasting in Limburg gelijk zou maken met de
overige provinciën en dus een privilegie van die provincie zou weg
nemen. Daarover was men in Limburg zeer verstoord omdat men
daar meende dat wat grondbelasting en personeel betreft Limburg een
114