113. de Spaarbank vereenigde er zich niet mede. Zonder eenige reden op te geven trok het Bestuur toen zijn ontwerp-besluit op dit punt in. Ik onderstel dat dit was omdat de Commissie van de Spaarbank zooveel leden telde, dat als die op de Algemeene Vergadering kwamen het Bestuur zou worden overstemd. Ik nam weder mijn ontslag omdat ik begreep toch geen nut te kunnen doen in een Bestuur dat niet zelf standig was en zonder redenen een besluit introk dat zij in het belang van de Afdeeling achtte. Ik werd wel door het Bestuur en later op de Algemeene Vergadering door leden dringend uitgenoodigd om te blijven doch gaf daaraan geen gehoor. In de liberale kiezersvereeniging, ik meen de Grondwetlls, werd door mr. Laman Trip "9, Onderofficier van de Regtbank, het voorstel van de Liberale Unie gedaan om mede te werken tot groote uitbreiding van het stemregt 12°. De Rector van het Gymnasium 121, Blussé 122 van Gedeputeerde Staten, Smidt, later Minister van lustitie en ik be streden dat voorstel kragtig als zijnde het geven van stemregt aan on kundigen die toch geene kiezers maar stemmachines zouden zijn - niet in het belang van het algemeen. Toch werd het voorstel aangenomen. Toen bedankte ik voor het lidmaatschap omdat ik niet kon blijven in eene vereeniging die beginselen aannam die in vierkanten strijd waren met de mijne. Die beginselen waren afkomstig van de Liberale Unie waaraan de liberalen zich onderwierpen, velen met tegenzin. 114. De Liberale Vereeniging van 2e Kamerleden is door mij opgerigt. Later is zij teniet gegaan; toen heb ik ze weder op dezelfde wijze op de beenen geholpen. Meermalen had ik de leden daartoe opgewekt maar kon op niemand gunstig werken omdat Thorbecke en Van de Putte fel tegenover elkander stonden. Toen nam ik eenvoudig een vel papier - ik heb het nog - en zette daarop eene verklaring dat men lid wenschte te zijn12S. Ik gaf dit eenvoudig aan Lenting die voor mij zat en zei: 'Gelief dit te teekenen en door te zenden'. Spoedig daarna kreeg ik het terug door alle liberalen onderteekend, ook door Thor becke en Van de Putte. De zaken werden echter zoo waterachtig be handeld - men kan dat zien in de notulen die ik voor mij ervan ge houden heb en nog in mijn bezit heb - dat ik het tijdverlies vond om er in te blijven124. Het Bestuur stelde gewoonlijk ééne vraag aan de orde die dan in het oneindige uitgepluisd werd en den geheelen avond wegnam. Van veel beteekenis waren die vragen niet altijd. De leden werden niet in de gelegenheid gesteld van hunne zijde vragen te doen, zoodat ik eindelijk eenen brief inzond waarin ik mijn afscheid nam. De Voorzitter Van Delden nam op het einde der zitting als zoodanig ook afscheid en de Vereeniging liep van zelf uiteen. Aan kragteloosheid heeft het de liberale partij nooit ontbroken, zoo zelfs dat toen de zoogenaamde radicale partij optrad met ultra-begin selen - uitbreiding van stemregt met opneming van alle onkundigen. 120

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1975 | | pagina 118