Lande onder Onze Jurisdictie, gehouden zullen wezen dezelve Stad en
Jurisdictie te ruymen en te verlaten'. Werd iemand hierna nog op
bedelen betrapt, dan zou deze 'pede ligato' naar het tuchthuis in de
stad gebracht en daarna gegeseld of anderszins aan den lijve gestraft
worden 15. Aan schippers werd streng verboden op hun schuit bede
laars naar Middelburg te vervoeren op straffe van zelf in het onder
houd van deze lieden te zullen moeten voorzien en op eigen kosten
hen weer mee terug te nemen 16De burgerij van Middelburg kreeg
het verbod opgelegd om 'door verkeerde Compassie en Barmhertig-
heyd misleyd zijnde, ietwes aan Bedelaars en andere ongeschikte Per-
soonen, komende voor haar Deuren, te geven, maar gehouden zullen
wezen dezelve van haar Huizen af te wijzen, opdat zij eenmaal mogen
werden verlost van den overlast, daarmede zij tot nog toe zoo zeer
zijn getravailleerd geweest'. Wanneer men deze verbodsbepaling over
trad, zou men voor de eerste maal met tien schellingen beboet worden,
terwijl bij de tweede keer de boete het dubbele zou bedragen 17. Op
1 januari 1664 kregen de bedeljagers, de zgn. rode roeden, een regle
ment van de overheid, getiteld 'Instructie voor de Roode Roede om
ten platten Lande deses Eylants van Walcheren te suyveren van alle
Vagebonden, Lantloopers mitsgaders alle die gaen bedelen, soe man
als vrouwen'18. Deze instructie was een nadere uitwerking van het
plakkaat van 25 november 1663. Ook in dit stuk hoort men klachten
over de toegenomen bedelarij op het platteland en in de steden. De
ongunstige 'conjunctuur van tyden' was hierop van invloed. Onder de
bedelaars bevonden zich naast lieden, die door nood tot bedelen
aangezet werden, tal van ongure elementen. Dit verklaart waarom
in die bekendmaking gesteld werd 'dat vele de bedelaryen exerceren
om te beter occasie te hebben tot het stelen'19.
Ruim honderd jaar later werd de publikatie van 1650 door de Middel
burgse overheid herhaald. In haar ordonnantie van 14 september 1771
wees zij er op, dat 'de menigte van bedelaers, vagebonden en andere
ongeschikte persoonen' ondanks de vroeger uitgevaardigde verorde
ningen zeer in omvang was toegenomen. Deze lieden die veelal van
buiten de stad kwamen, 'hielden zich, onder voorwendzel van armoe
de, lui en ledig'. Omdat zij zo een groot deel van de publieke liefdadig
heid afroomden, werden hierdoor 'de ingeborene schamelen en regte
armen grotelijks verkort'. Niet alleen de armen benadeelden zij maar
ook 'de goede Burgerye en Opgezetenen ten platten Lande' werden
door hen lastig gevallen: 'Onder schijn van bedelerye werden dikwijls
veel dieverye en andere misbruiken gepleegt'. Vooral de bewoners van
het omliggende platteland leden onder de afpersingen en diefstallen
van deze lieden. 'Tot weringe van dusdanige ongevoegelijkheden' werd
nu de ordonnantie van 1650 opnieuw uitgevaardigd 20.
Vooral in de tweede helft der achttiende eeuw verkeerde het proleta-
13