ingenomen.
Vooral in Amsterdam was het gebruik dat als de kinderen van de voor
name ingezetenen wilden trouwen, men een assurantiekantoor voor hen
oprigtte. Daartoe diende de assurantie van de regeringsproducten uit
de Oost bijzonder. Daar de Staat zoo veel schepen bevrachtte be
greep ik dat hij veel voordeeliger deed zijn eigen assuradeur te zijn en
stelde dat in de Kamer voor, wat aangenomen werd. Daardoor heb ik
den Staat met millioenen bevoordeeld. Later heeft Van de Putte om
dat men grooter schepen gebruikte mijn stelsel zeer getemperd. Naar
mijn oordeel was dit echter wegens het toch assureren van vele vrach
ten niet noodig. De Staat heeft daar weder veel bij verloren. Ik meen
mijn voorstel gedaan te hebben in zitting 1858-1859 bl. 5601S1.
Toen in 1859 of 1860 het spoorwegstelsel door concessiën uit te
voeren door de le Kamer was verworpen en Van Hall Minister was
geworden, deed dat Ministerie in 1860 het voorstel om het spoorweg
net voor rekening van den Staat uit te voeren 132. Van Hall wist of be
greep dat Thorbecke en vele liberalen dat stelsel zouden bestrijden en
118. dat het lot van het Ministerie daarvan afhing. Hij kwam mij tegen op
het Buitenhof even voorbij de Stadhouderspoort en wetende dat ik een
groot voorstander was van spoorwegaanleg, hetzij door den Staat
hetzij door concessionarissen, klampte hij mij aan en zeide mij dat hij
hoopte dat wij ons best zouden doen om de zaak tot stand te brengen.
Hij zei mij onzeker te zijn van de stem van Mensonides 133 die voor
Hoorn zat en drong bij mij aan dat ik dezen tot onzen wensch zou
brengen. De handigheden van Van Hall kennende was ik bang dat
hij uit mijne toestemming politieke munt zou slaan. Ik antwoordde dat
ik gaarne aan zijn verzoek zou voldoen, maar dat ik daarom nog niet
wilde geacht worden dit Ministerie te zullen steunen. Hij antwoordde
dat ik hem niet kende, want dat hij ook een liberaal was. Nog liberaler
dan Thorbecke, zeide hij. Ik zeide hem dat de houding door hem in
1853 aangenomen van dien aard was dat ik hem mijnen steun niet kon
geven. Van Hall had om aan het roer te komen zoodanig misbruik ge
maakt van de kerkelijke opgewondenheid der Aprilbewegers 134 dat
men zeide dat hij soms op den zelfden dag drie vergaderingen met de
kerkdijken hield te Leiden, Haarlem en Amsterdam en ik achtte het
eene soort van landverraad om het land aan kerkelijke hartstogten
prijs te geven om op die wijze aan het roer te komen.
119. 'Nu', zei hij, 'daar zullen wij nader over kunnen spreken. Wil slechts
te mijnen huize komen en dan kunnen wij dat afdoen'. Later kwam
hij toen hij met zijne vrouw wandelde mij in het Bosch 135 tegen. Hij
stelde mij aan zijne vrouw voor en noodigde mij ook uit hare naam
uit hun een bezoek te brengen. Daar de partijen toen zeer gespannen
waren, vooral om de wijze waarop de politieke strijd was behan
deld 136, was ik voorzigtig en zei dat het mij aangenaam zou zijn aan
122