BIJLAGE B
Toelichting en ontwerpreglement voor een nationale liberale kiesvereniging
(1857)
(Geschr. door D. van Eek, en door hem en mr. P.L.F. Blussé ondertekend;
A.R.A. verz. Van Eek, map 7, nr. 43.)
Aan ons werd de vraag voorgelegd, of het wenschelijk is de vereeniging uit te
breiden over het geheele land? en, zoo ja, welke de daartoe aan te wenden
middelen zouden kunnen zijn?
Wij hebben de eer daarop als ons eenstemmig gevoelen het volgende mede te
deelen: Deze vereeniging is van den aanvang af steeds eene algemeene en niet
eene plaatselijke geweest. Algemeen vooreerst, omdat zij de verkrijgbaarheid van
het lidmaatschap nimmer van eenige woonplaats afhankelijk heeft gesteld.
Algemeen in de 2e plaats, omdat zij zich ten doel stelde, de handhaving der
Grondwet en bevordering der constitutionele beginselen, zonder eenige plaatse
lijke beperking en dus voor en over het geheele land, gelijk zij dan ook sints hare
vestiging, zoo dikwerf de gelegenheid zich aanbood, heeft gewerkt in elk deel
des lands waar aan haar werken behoefte scheen te bestaan. Zij kan dus niet
alleen jure, maar zelfs facto wat hare werking betreft, geacht worden over het
geheele land uitgebreid te zijn. Alleen hebben zich tot heden niet anders dan
ingezetenen van 's Gravenhage tot leden aangeboden, en deze slechts ten getale
van 19.
Wij achten het wenschelijk, dat de vereeniging in getal van leden toeneme, en
inzonderheid door toetreding van elders wonenden. Wij achten dit wenschelijk
vooreerst omdat daardoor de finantiële krachten der vereeniging zullen worden
versterkt.
Wij achten in de 2e plaats vooral de bijkomst van elders wonende leden wensche
lijk, omdat de vereeniging daardoor in haren eigen boezem licht zal kunnen er
langen omtrent de stemming en behoeften van de verschillende districten waarin
zulke leden wonen.
Wij gelooven evenwel, dat die uitbreiding der vereeniging niet anders dan lang
zaam, op stille wijze en met groote omzigtigheid omtrent de keuze van leden moet
geschieden, en venneenend bovendien ten stelligste, dat het streven niet zijn mag
alle liberale krachten des lands in zich te absorberen en te centraliseren door het
vormen eener monstervereeniging, die op kiezersvereeniging of kiezers, in welk
district ook, als autoriteit invloed uitoefenen zou. Zulke zou vooreerst gevaar
loopen van, hetzij door gebrek aan daaraan geëvenredigd werk, hetzij door ver
schil van gevoelen uit discussie geboren uiteen te zakken of te scheuren. Boven
dien is zulke centralisatie niet nationaal en evenmin wenschelijk.
De kiezers, blijven zij aan de eigenaardige ontwikkeling van ons geheele volks
bestaan getrouw, willen niet beheerscht worden of slechts als automaten werken,
en gedogen allerminst zulke beheersching van eene autoriteit, die zich zelf zou
hebben opgeworpen en voor het meerendeel bestaan uit personen, vreemd aan
de localiteit waar zij kiezers wonen. Die karaktertrek der kiezers behoort niet
alleen waar zij bestaat ontzien, maar zelfs, waar zij niet mogt bestaan, gewekt en
aangemoedigd te worden. Zonder dien is wezenlijke zelfregering ondenkbaar, en
zou de Grondwet, die het Nederlandsche Volk tot haar roept, eene doode letter
zijn.
Wij geven de voorkeur aan het tijdelijk dwalen der kiezers boven eene handeling
hunnerzijds overeenkomstig onze beginselen, die hare grond niet vindt in eigen
nadenken en overtuiging.
Wie het om de duurzame zegepraal der liberale beginselen te doen is, trachte
het volk zich zelf van dier juistheid te doen overtuigen, en de bewustheid te
135