Er is nog een ander groot nadeel, dat uit die verbrokkeling is ontstaan; gebrek aan veerkracht. Gezamenlijke handeling doet lust, moed, ijver geboren worden. Eendragt maakt magt. De overtuiging dat men steeds, waar dat noodig is, zal worden ingelicht, de mogelijkheid dus van te handelen, een edele wedijver om niet bij anderen achter te blijven, zal veel doen ontstaan, waarvan de geboorte aan diep gevoelde behoeften zal te gemoet komen, en behalve de krachten, die men op algemeen terrein zal ontwikkelen, wat nu eene volstrekte onmogelijkheid is, zal bij centralisatie, ook waar het constitutioneel streven zich alsdan in be perkter ruimte zal voordoen, eene krachtige ontwikkeling ontstaan van datgene, wat zich ook nu zou kunnen doen zien, maar wat men niet zal aanschouwen, omdat, moet ieder op eigen krachten steunen, lusteloosheid allen bevangt. Zietdaar de eenige oorzaak van die zoo in het oog springende lusteloosheid, die doet beweren, dat de Nederlanders voor krachtsontwikkeling in politieken zin niet geschikt zijn, maar die alleen het gevolg is van een slecht raderwerk; ik zou bijna zeggen, van volkomen gemis daaraan. Van daar, dat b.v. politieke leesgezelschappen, waar men tevens de zaak zelve in beraadslaging brengt, bijna niet bestaan. En dat ze zeer mogelijk zijn en uit nemend veel nut zouden kunnen aanbrengen, daarvan zou ik het bewijs kunnen aanvoeren in den bloei van een zoodanig gezelschap onder eenvoudige landlieden opgerigt. Zelfs met de kiezersvereenigingen, die eerste behoefte, is het allertreurigst ge steld. Hoeveel meer door haar zou kunnen worden verrigt, en hoeveel krachtiger zou kunnen worden gehandeld, is bekend, maar zelfs hare zamenstelling laat veel te wenschen over. Het ontbreken van eenen algemeenen band heeft ook daarop allernoodlottigst ge werkt en zelfs veelal de vereeniging van de kiezers onmogelijk gemaakt. Nu ziet men in hetzelfde district twee of meer plaatselijke kiezersvereenigingen, zonder dat eenige de minste band tusschen haar bestaat, en die elk oogenblik gevaar loopen om in strijd met elkander te handelen, en die dat ook meestal doen. Zooveel kwaad brengt men dus toe aan de algemeene zaak, wanneer men zich blijft onthouden om door eene algemeene vereeniging eenen geordenden toestand van zaken en thans sluimerende krachten in het leven te roepen. Het vestigen van eene algemeene constitutionele vereeniging zal derhalve strek ken om eene dringende behoefte te bevredigen, en tevens te voldoen aan den wensch van velen, zoo als meermalen is gebleken. Welke middelen moeten daar toe worden aangewend? Er is gesproken van de wenschelijkheid dat de thans opgerigte vereeniging te 's Gravenhage andere in den lande bestaande vereenigingen, naar de gelegenheid zich voordeed, zou uitnoodigen zich met haar in verband te stellen. Door dat middel zal men naar mijn inzien, het bedoelde oogmerk niet bereiken. Er bestaat behoefte aan eene algemeene vereeniging, niet aan die van eenige plaat selijke vereenigingen onderling: andere vereenigingen zullen dus geen begeerte heb ben zich aan de 's Gravenhaagsche aan te sluiten; niemand zal daarvan het belang inzien. Met een invloedrijk lid van eene andere in Zuid-Holland gevestigde ver eeniging heb ik daarover gesproken; het antwoord was, dat men alleen wenschte mede te werken tot het oprigten eener algemeene vereeniging. Twee malen zijn daartoe pogingen aangewend. De eerste keer door de Amstel- sociëteit; hare geschiedenis behoort reeds tot een ver verleden. Als reden, waarom die vereeniging heeft opgehouden te bestaan, heb ik in onze vereeniging hooren opgeven, dat met de aanneming der Grondwet haar doel was bereikt: met die geschiedenis ben ik minder bekend. Eene andere poging werd beproefd in 1854. Ook ik heb daartoe zeer mede gewerkt en behoorde onder de oprigters. Spoedig bespeurde ik echter, dat die vereeniging op naar mijn inzien verkeerde grondslagen werd gebouwd; ik heb 139

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1975 | | pagina 137