te schenken aan gealimenteerden. Het was namelijk gebleken, dat de
geldelijke ondersteuning gebruikt werd om zich aan sterke drank te
buiten te gaan 33. Hier ziet men duidelijk, dat politionele voorschriften
geen einde konden maken aan een maatschappelijk kwaad, dat een
sociaal-economische en pedagogische ondergrond had.
In 1780 deed raadpensionaris mr. L.P. van de Spiegel 34 een publi-
katie het licht zien, getiteld: 'Over de armoede en bedelarij met be
trekking tot Zeeland en byzonder tot Goes en Zuid-Beveland'. In dit
geschrift geeft de auteur een overzicht van de toestand van het arm
wezen en de bedelarij omstreeks 1780. Hij begint met zich de vraag
te stellen, welke de reden is, dat de vele gewestelijke en stedelijke
verordeningen, die ter onderdrukking van de bedelarij zijn uitgevaar
digd, zo weinig effect hebben. Verder neemt hij stelling tegen het ver
keerd beoefenen der liefdadigheid, waardoor de bedelarij, luiheid en
moreel verval onder de volksklasse in de hand gewerkt worden. Van
de Spiegel doet zich in zijn studie kennen als een tegenstander van
wat hij kunstmatige werkverschaffing noemt. Hij vindt, dat inrichtin
gen, waar armen aan het werk gehouden worden, geen oplossing
brengen. Dit streven is volgens hem in theorie mooi, maar blijkt in de
praktijk op vele moeilijkheden te stuiten en loopt dan ook meestal op
een teleurstelling uit. Hij wijst op het grote aantal vreemdelingen dat
jaarlijks in Zeeland bij de boeren vaak de best betaalde arbeid komt
verrichten en dan met een goed gevulde geldbuidel weer huiswaarts
keert, terwijl de paupers uit eigen land zich beperken tot werkeloos
toezien en liever het bedelingsbrood van een ander eten dan het zelf
te verdienen. Niet alleen de boeren op het platteland, maar ook de
ambachtsbazen in de steden hebben gebrek aan goede knechts. Even
eens liggen schepen van de koopvaardij vaak lang aan de kade te
wachten, zonder dat men voldoende inheemse matrozen kan krijgen
en zo de bemanning uit vreemdelingen moet samenstellen.
Over de verhouding loon en kosten van levensonderhoud heeft Van
de Spiegel merkwaardige en onjuiste opvattingen. Hij zegt, dat de
voornaamste levensmiddelen, vergeleken met honderd jaar terug, niet
duurder zijn geworden. Hoewel prijsindices in die tijd nog niet ge
maakt werden, had de auteur toch beter ingelicht moeten zijn. Uit al
lerlei publikaties over prijsgeschiedenis blijkt het tegendeel van wat hij
beweert. Als oorzaak van het gebrek dat onder de volksklasse geleden
wordt, noemt de schrijver het feit dat de huisgezinnen veelal te groot
zijn om door de handenarbeid van één mens in al zijn behoeften voor
zien te worden. Hij beweert zelfs, dat in vele steden de lonen voor de
handwerksman te hoog zijn. Dit was naar zijn mening een aanleidende
oorzaak van de armoede. luist doordat de inkomsten en verteringen
van de mindere man zich ongelijk verhielden, er te weinig gewerkt en
teveel opgemaakt werd, waren er volgens hem thans zoveel paupers.
16