en de tweede: op welke nog een of meer dier vakken ontbreken.
Het is er echter verre van af dat op de onderscheidene scholen van elk
dier beide hoofdsoorten ieder gedeelte van het onderwijs even doel
matig ingerigt zij. Dies staat, wat de eerste hoofdsoort betreft, de
school van Leyden ten dezen aanzien op den hoogsten trap, terwijl
naast haar, langs eene min of meer nederdalende rigting in de volgen
de orde geplaatst zijn die van 's-Gravenhage, Haarlem, Dordrecht,
Amsterdam, Hoorn, Delft, Brielle, Schiedam, Enkhuizen; zooals ook,
met betrekking tot de tweede hoofdsoort, in eene soortgelijke rigting
zich naast de school van Rotterdam de scholen van Gouda, Gorinchem
en Alkmaar bevinden.
Is het hoofddoel der nieuwe inrigting van het Latijnsche schoolwezen
daarin gelegen, dat de oud-Vossiaansche 2 leertrant met betrekking
tot het grondig grammaticaal onderwijs behouden blijvende, tevens
zoodanig worde gewijzigd, dat reeds bij den aanvang en vervolgens,
het dorre, het min bevattelijke zoo aangenaam, zoo duidelijk moge
lijk, worde voorgesteld; dat de onderwijzer steeds den regel van Hora-
tius voor oogen hebbende:
ut iam nunc dicat iam nunc debentia didi,
pleraque differat et praesens in tempus omittat,
wel altijd het noodzakelijke, doch telkens niet meer dan het noodzake
lijke mededeelen;
dat de taalregels zoo vroeg mogelijk, niet slechts uit eene spraakkunst
geleerd, door voorbeelden opgehelderd, door themata beoefend, maar
ook den leerling eigen gemaakt worden door het vertalen uit het Latijn
zelve (waartoe het Latijnsch Leesboek voor eerstbeginnenden van
Bröder 3 zoo zeer geschikt is); dat vervolgens bij de behandeling der
oude schrijvers de overgang van het gemakkelijke tot het moeilijke al
tijd trapsgewijze geschiede; dat geschied-, aardrijkskunde, fabel-, oud
heid-, letter-, en wijsgerige kunde systematisch onderwezen, overal
waar het te passé komt te baat worden genomen, teneinde de schrij
vers grondig verstaan, de kracht en schoonheid van hunne taal, stijl
en gezegden regt gevoeld worden, op verstand en hart eenen heilzamen
invloed oefenen, en alzoo tevens de schrijfstijl der leerlingen door de
beoefening van dien der ouden worden gevormd; dat de Grieksche
taal op dezelfde wijze en zoo vroegtijdig mogelijk worde onderwezen;
dat het wiskundig onderwijs in het bijzonder worde dienstbaar gemaakt
aan de geregelde leiding van het denkvermogen en dus de jeugd ge
wend worde aan eene logische orde in denken, spreken en schrijven,
aan juisten en bondigen betoogtrant en dat eindelijk bij het onderwijs
van hetgeen in de wereld der oude Grieken en Romeinen heeft plaats
gehad de leerling geen vreemdeling blijve in de latere en in zijn eigene
wereld.
25