slechts te vrezen van den kant der onderwijzers, die over het alge
meen voor hunne thans vermeerderde werkzaamheden geene daaraan
geëvenredigde bezoldiging bekomende, zich hoe eerder hoe beter van
dien last zouden ontdoen; maar ook van de zijde van het meerendeel
der curatoren. Ongelukkig heeft men bij derzelver keuze meer op be
jaarde deftigheid dan op genoegzame kunde, op verstandige, verlichte
belangstelling in de toenemende verbetering van het onderwijs acht
gegeven.
Dit kwaad is onherstelbaar, omdat de aanstelling van curatoren, door
de plaatselijke regeringen geschiedende, geen heilzame invloed van
wege het gouvernement daarop kan geoefend worden. Voor de colle
ges der Zuidelijke Provinciën is hierin beter voorzien, zijnde de be
noeming der bureaux van administratie aan het ministerie van onder
wijs opgedragen, zooals ook voor het middelbaar en lager onderwijs
over het geheele rijk beter gezorgd is. De schoolopzieners toch in
het Noordelijke en de jurys van onderwijs in het Zuidelijke gedeelte,
worden van gouvernementswege aangesteld.
Uit den bij dit verslag overgelegden tabellarisch opgemaakten staat
der Latijnsche scholen in 1817 en 1818 zal Uwe Excellentie kunnen
ontwaren, dat vele derzelve ten aanzien van het getal leerlingen in
eenen minder bloeijende stand zijn dan in vorige jaren. Aan meer dan
eene oorzaak is de verminderde bloei toe te schrijven, als daar is:
vooreerst de voortreffelijke inrigting van het lagere schoolwezen over
het algemeen, ten gevolge van welke het niet, gelijk voorheen, nood
zakelijk is om de Latijnsche scholen te bezoeken om algemeene taal
kennis te bekomen;
eene tweede oorzaak is gelegen in het kostbare der akademische stu
diën, waardoor vele lieden van den burgerstand meer dan tevoren
worden teruggehouden om hunne zonen voor een geleerden stand in
de maatschappij op te leiden;
een derde oorzaak is te zoeken in de vrijheid die iedereen gegeven is
om, zonder eenig voorafgaand examen onderwijs in de oude talen te
geven, geheel strijdig met hetgeen ten opzigte van het middelbaar en
lager onderwijs bepaald is. Van dat afzonderlijk onderwijs maken niet
alleen zoodanigen gebruik, als, niet bestemd zijnde voor het akade-
misch onderwijs, zich vergenoegen met eene oppervlakkige kennis der
Latijnsche taal, maar ook toekomstige akademische studenten, want
alzoo kunnen zij volstaan met eene middelmatige kennis van Grieksch
en Latijn, met terzijdestelling van alle de nieuwe vakken. Het is toch
slechts tot de beide talen dat zich het niet zeer gestreng examen be
paalt, hetwelk afgenomen wordt van hen, die zonder de Latijnsche
scholen behoorlijk bezocht te hebben, zich ter inschrijving als aka-
demisch burger aanbieden.
28