uitvoering van zijn plan voor een nationale kiesvereniging zou evenwel slechts op bepaalde momenten van het politieke leven liberaal optre den gekoördineerd hebben. Van Eek zelf was verder zo onafhankelijk dat hij uit zijn eigen Kamerledenvereniging trad als hem de gang van zaken niet aanstond 27. In Van Eck's memoires worden onder anderen Donker Curtius, Van Hall, Rochussen en vooral Thorbecke aardig gekarakteriseerd. Het beeld van hem onsympathieke Zeeuwen als Van Deinse, de gebroe ders Fransen van de Putte en Van Kerkwijk kleurde de auteur met be hulp van meer of minder vermakelijke anekdotes. Ook aantekeningen van minder persoonlijke aard kan men voldoende vinden. De auteur signaleert bijvoorbeeld het regionale element in de Tweede Kamer28 en schetst hoe krachtig Kamerleden plachten op te komen voor de belangen van hun kiesdistrikt. Zelf bepleitte de Middelburgse afgevaar digde samen met liberale en konservatief-liberale kollega's eendrachtig de aanleg van een spoorlijn naar Vlissingen 29. Zeeuwse pressie ver traagde trouwens lange tijd een Nederlands-Belgische overeenkomst voor de aanleg van een korte spoorverbinding via Nederlands Limburg tussen Antwerpen en het Ruhrgebied 30. Overigens vroeg Van Eek volgens zijn zeggen 'nooit iets onbehoorlijks'31 voor zijn distrikt, zodat zijn reputatie als een bij uitstek eerlijk politikus niet geschaad werd door zijn verzoeken bij Financiën en Binnenlandse Zaken 32 om sub sidies en funkties voor Zeeuwen. Soms releveren de memoires een kurieus detail van het parlementaire leven; het blijkt bijvoorbeeld dat de verbeteringen die Kamerleden in de stenogrammen van hun redes aanbrachten geen bescheiden korrek- ties hoefden te zijn, maar vaak onmisbaar waren daar bijvoorbeeld de stenografen niet konden begrijpen waar het debat over ging en hun Kamerverslagen vol hiaten waren 33. Een enkele maal werpen zij een merkwaardig licht op de relatie tussen ministers en volksvertegen woordiging; zo ontmoette het Kamerlid Van Eek bij Van Hall thuis een hem onbekend heer die de minister van Buitenlandse Zaken was 34. Van Eek maakte zoals ook uit zijn slotwoord blijkt vooral notities aangaande liberale politici; kennelijk ging hij hoofdzakelijk met hen om. Men zou in zijn selektiviteit een voorbode van verzuiling kunnen zien; tenslotte kreeg de voor Nederland zo kenmerkende verbrokke ling tijdens zijn leven een aanzet in de politieke agitatie rond de school strijd. Misschien was een dergelijke beperking van politieke kennissen kring ten tijde van Thorbecke voor de hand liggend bij een vrijzinnig man als Van Eek en had zij het karakter van een afweerreaktie tegen de opdringende konfessionelen in de tweede fase van zijn loopbaan. 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1975 | | pagina 43