De auteur van de herinneringen signaleerde in 1872 de legislatieve
ambities van het kabinet De Vries-Geertsema. Tot het mislukken van
die mooie plannen droeg hij echter het zijne bij met zijn verzet tegen
kiesrechtuitbreiding (1874). Hij kantte zich trouwens in 1872 om
formele redenen tegen de invoering van nog een andere progressieve
maatregel, de inkomstenbelasting. Toch was de Middelburgse afge
vaardigde geen Thorbeckiaan die al in 1872 over de hele linie ver
ouderde standpunten huldigde. Zijn opvattingen over de relatie tussen
regering en volksvertegenwoordiging waren verder geëvolueerd dan die
van Thorbecke; ook verlangde hij al ten tijde van diens derde kabinet
dat de grondwet met betrekking tot de ministeriële verantwoordelijk
heid ruimer uitgelegd werd en stond hij op de uitbreiding van open
bare werken. In 1870 en 1871 bepleitte hij een regeringsinitiatief ten
behoeve van de stichting van een internationale politiemacht en in
voering van internationale arbitrage door middel van bilaterale kon-
venties. Thorbecke stond hier terughoudend tegenover 41Verder im
pliceerde Van Eck's standpunt in de schoolstrijd dat de liberale staat
met zijn aktieve onderwijspolitiek de sekularisatie sterker zou bevor
deren dan Thorbecke gewenst achtte 42Met dergelijke standpunten
werd hij nog geen radikaal-liberaal. Tenslotte verzette hij zich sterk
tegen kiesrechtuitbreiding. Van Eek verklaarde weliswaar in principe
niet tegen algemeen stemrecht gekant te zijn, maar de hoge eisen die
hij aan de ontwikkeling van eventuele nieuwe kiezers stelde kwamen
in de praktijk neer op hun langdurige uitsluiting 43Een konservatief
was deze liberaal van het midden daarmee nog niet, want hij stond
immers de verbetering en uitbreiding van allerlei vormen van onderwijs
voor. De intellektuele ontwikkeling waarin een geperfektioneerd on
derwijs zou resulteren moest uiteindelijk leiden tot een aanzienlijke
stijging op de maatschappelijke ladder van grote bevolkingsgroepen
en een daarmee samengaande vergroting van het elektoraat. In dat op
zicht bezaten zijn ideeën een dynamische potentie. Het volk achter de
kiezers hoefde ook als het aan hem lag niet politiek onmondig te blij
ven, maar het diende wel eerst wat meer op Van Eek c.s. te gaan
lijken44. Het was echter aan het eind van het leven van de Zeeuwse
afgevaardigde al duidelijk dat de geschiedenis niet verder in gematigd-
liberale richting ging.
Van Eck's politieke ideeën zijn nu vrijwel uitsluitend in historisch op
zicht interessant. Bepaalde van zijn idealen hebben voor de parlemen
taire geschiedenis een bescheiden betekenis, maar spreken de moderne
lezer nog wel aan. Misschien gaat er daarom een zekere charme uit
van het beeld van een betere wereld zoals Van Eek zich die volgens
een auteur in 1881 voorstelde: 'Wat zou het er in de wereld anders
toegaan, als de Zeeuwsche afgevaardigde en veteraan der Kamer alles
47