[HOOFDSTUK I] [Herinneringen uit de creatieve fase van het liberalisme, 1848-1872] I. 4 Augustus 1853 met Mr. B. Wichers oud-lid der 2e Kamer gedineerd bij Mr. Thorbecke. De laatste deelde mede dat de Minister Lighten- velt1 zoo weinig was ingenomen met het wetsontwerp omtrent de kerk genootschappen, dat hij zijn ontslag had ingezonden; dat toen het Mi nisterie van Rooms-Catholijke Eeredienst was aangeboden aan den Commissaris des Konings in Noord-Brabant, Borret2, doch dat deze had bedankt evenals een ander die later werd uitgenoodigd. Toen is Lightenvelt opnieuw gedrongen om aan te blijven en is daarop de reis van hem naar Rome bedacht om hem buiten de discussie te houden 3. Kort na de ontbinding4 der 2e Kamer in 1853 vernam ik van den Heer Mr. Thorbecke dat de Koning aan Mr. Van Zuylen 5 voor zijne aftreding had voorgesteld om Civitavecchia door eene vloot te doen bombarderen, waarop hij aandrong 6. Na de optreding van het Ministerie Van Hall7 verhaalde Mr. Dullerts, President der Kamer, mij dat Van Hall onmiddellijk bij hem was ge komen en had verzekerd dat in het vergeven van betrekkingen in het geheel niet zou worden gelet op politieke kleur 9. In 1852 [vernam ik] van den Chirurg Ter Winkel10 die vroeger Chi rurg van het Hof was, dat Van Hall drukke bijeenkomsten had met de Koningin-Weduwe 11 om het Ministerie Thorbecke 12 te ondermijnen. Tevens kwam hij steeds in de Kamer verklaren dat hij zeer ministerieel was. In 1850 of 1851 was ik op een bal bij Z.M.; met anderen zag ik dat Z.M. zeer verstemd was. Aan den Majoor Anemaet13 die het aan den Raadsheer Van IJsselstein14 mededeelde en den Luitenant Weitzel15, die het mij zeide en andere militairen zeide hij: 'II faut suivre la Reine- Mère 16, c'est la première du pays, c'est le drapeau du pays et quant a moi, je suis le second. Mais quant a la Reine 17, elle ne vaut rien, ce serait la perte du pays et c'est ce que vous devez dire a vos officiers et aussi a vos soldats'. 4 Augustus 1853 zeide mij Mr. Thorbecke dat Mr. Donker Curtius 18, toen hij aan het bestuur kwam, moest voorgesteld worden aan Prins Hendrik 19 dien hij niet kende. Weggaande zeide hij tegen anderen: II. 'Mais c'est un crétin'20. In 1853 najaar zeide mij de snelschrijver Vaz Dias 21, dat bij den val van het Ministerie De Kempenaer22 de couran ten als gerucht mededeelden dat in het Ministerie zouden komen Don ker Curtius en Van Hall. Deze liet daarop Vaz Dias bij zich komen en zeide dat hij hem moest te kennen geven dat hij wel met Mr. Thorbecke in den Ministerraad wilde zitten, maar met Donker Curtius nooit23 51

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1975 | | pagina 49