die voor de grondwettelijke beginselen zoolang tegen het vroeger Mi
nisterie had gestreden, Schimmelpenninck tot le candidaat voor het
Voorzitterschap met voorbijgang van Dullert. Hoe persoonskwestiën
bij die halve liberalen meer wogen dan beginselen blijkt te meer, in
dien men daarbij beschouwt dat de liberalen, meer op het algemeen
belang dan op sympathieën doelende, de vorige keeren Van Goltstein
hadden gekozen en niet Dullert om ten behoeve van de beginselen
meer eenheid te verkrijgen 49
X. Toen de Minister Enslie 50 eens werd geïnterpelleerd over kerkelijken
bijstand aan boord van de schepen (ziekentroosters of iets dergelijks)
antwoordde hij: 'Met die poepelarij houden wij ons niet meer op. Die
worden sedert lang niet meer verstrekt'. In het Bijblad is echter eene
andere speech geplaatst51.
De Griffier Veegens 52 en Luyben 53 vertelden mij in April 1858 dat de
Minister RijkS4, toen Van Goltstein die hem nog al eens over de Ma
rine aanviel en eene zeer vervelende manier van spreken had hem had
geërgerd, hij later zeide: 'En die vervelende vent met zijn palmhouten
gezigt lagcht nooit eens. Hij zou niet lagchen, al hakte je hem met een
bijl in zijn kont'. Rijk zat onuitputtelijk in anecdotes. Hij hing eens
tegen mij een tafereel op van eenen orkaan en vertelde daarbij, dat
toen de Commandant bevelen gaf aan den le Officier en deze volgens
zijnen pligt zijnen hoed afnam, de orkaan in eens al zijn haar mede-
nam. Of hij denzelfden storm bedoelde weet ik niet, maar wel dat hij
vertelde dat hij eens op het punt stond om op een klein eiland te wor
den verbrijzeld; aan het groote geweld van den orkaan had hij echter
zijn behoud te danken, want de golven gingen zoo hemelhoog dat het
schip daardoor werd opgenomen en over het eiland heen gezet. Mij
werd door eenen Officier de volgende anecdote van Rijk verteld. Eens
struikelde hij over eenen dronken matroos wien hij naar zijnen naam
vroeg; de matroos gaf de gevraagde inlichtingen en vroeg: 'En wie ben
jij'? 'De Admiraal Rijk', was het antwoord. 'Een verduiveld mooi
baantje', zei de beschonkene, 'maak maar dat je 't houdt'.
1. 1860. November. Aangedrongen bij Minister Van Heemstra55 om de
concessie te begunstigen van den spoorweg van Mechelen naar
Neuzen; belofte ontvangen dat men niet ongenegen zou zijn indien er
slechts een gedeelte van den Zeeuwschen weg was afgewerkt56. Het
zelfde verzoek en dezelfde verklaring vooraf gedaan en verkregen van
den Heer Van der Kun5', Referendaris bij Binnenlandsche Zaken.
1860 November. Ondersteund een verzoek van Ds. Kruijf58 te Zaam-
slag 59 bij Minister van Hervormden Eeredienst Bosscha60 om aan de
Hervormde kerkgemeente te Zaamslag een subsidie te verleenen door
het rijkstractement van den predikant te verhoogen. 1860 November.
Bij den Heer Van der Loeff61 hoofdadministrateur aan het Ministerie
van Financiën ondersteund verzoek van E.E.A. Steenput om te worden
54