en het ontwerp is dus gebleven wat het was. In October heb ik er uit
voerig met hem over gesproken. De Minister achtte mijne opmerkingen
van heel veel belang, evenals die tot vereeniging van Overflakkee met
de Regtbank te Zierikzee en sprak geheel in mijnen geest, doch het
ontwerp kwam opnieuw geheel onveranderd in 74
[1862] November 3. Spoorweg van Zeeland. Aangedrongen bij Minis
ter Thorbecke dat [het] Sloe zou worden afgedamd. Minister zeide,
dat men dien weg op moest. Men zou dien betreden, want België werk
te wel tegen maar zonder regt75. Grindweg van Zuiddorpe en Over-
3. slag en grindweg van Koewacht naar Overslag naar den weg van Axel
naar Moerbeke. Opnieuw aangetoond dat de zaak stationair bleef, om
dat de Regering, alvorens subsidie te beloven, het bewijs vorderde dat
Provinciale Staten van Zeeland zouden subsidiëren. Minister heeft be
loofd dat hij zou onderzoeken. JJker te Hulst. Nu de ijker te Oostburg
is weggevallen en er dus slechts één ijker overblijft voor geheel Staats-
Vlaanderen, aangedrongen dat die ten gemakke der ingezetenen in het
midden van het land worde geplaatst. Uitwatering 4e district. Opnieuw
aangedrongen op ruime subsidie uit hoofde van het groote belang der
zaak, de groote kosten (meer dan 600.000,-) en de voordeelen door
inpoldering door het Rijk genoten7G. Minister heeft dat erkend en
gezegd dat het Rijk moeijelijk minder zal kunnen bijdragen dan drie
ton. [1862] 5 November geschreven aan de Commissie 77. Spoorwegen
Staats-Vlaanderen. Opnieuw op het geven van concessie aangedron
gen; bespeurd dat de Belgische Minister van Openbare Werken Van
der Stichelen, tevens afgevaardigde van Gent en neef van den Minister
van Buitenlandsche Zaken Rogier78 van Antwerpen, tegenwerkte de
spoorwegen van Lokeren en van St. Niklaas en aan dezen geen conces
sie wilde geven 79. Daarop met advocaat Lancelot80 den Heer Van
der Kun 81 daarover ingelicht.
1863 Januari. Ondersteund het verzoek van B. en W. van Aardenburg
om een regtstreeksche postgemeenschap tusschen Breskens, Schoon-
dijke, Oostburg, Aardenburg en Eede naar Maldegem.
Dagblad van Zuid-Holland en 's-Gravenhage82 van 18 December
1863. 'Wij zijn in staat de verklaring mede te deelen. welke de Heer
Van Lynden 83 heeft afgegeven, ten gevolge van hetgeen in de Tweede
Kamer der Staten-Generaal op Maandag den 14e December tusschen
hem en den Minister84 van Buitenlandsche Zaken is voorgevallen.
'Verklaring.
Ter wegneming van het misverstand, gerezen ten gevolge der woorden,
4. door mij gebezigd in de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Ge
neraal van 14 December j.l. verklaar ik ondergeteekende, dat ik, door
de waarheidsliefde van den Minister van Buitenlandsche Zaken in
twijfel te hebben getrokken 86, alvorens de zaak in geschil door dezen
was opgehelderd en voldoende bewijzen door mij waren bijgebragt,
56