aanleiding heb gegeven tot grieven, die ik wensch weg te nemen door de verklaring dat beleediging van het karakter van den Minister bij het bezigen van die woorden niet heeft gelegen in mijne bedoeling en de opvatting derzelve als zoodanig waartoe zij, tot mijn leedwezen, schijnen aanleiding te hebben gegeven, derhalve onjuist geweest is. 's-Gravenhage, 16 December 1863. (w.g.) Van Lynden'.' 1864. De Heer Suringar 86 zond mij zijne photographie, doch plaatste er een naschrift achter, dat hij die op verkeerde wijze de volmaaktheid zocht te bereiken de onvolmaaktheid in de hand werkte. Dit sloeg op een gesprek dat ik eenige dagen vroeger (in Junij) met hem had. Su ringar zei mij dat hij niet kon begrijpen waarom ik met mijne mensch- lievende begrippen geen lid werd van Mettray 87. Ik zeide dat ik eenig bezwaar had om inrigtingen te steunen die uitsluitend strekten om hen op te nemen die dezelfde kerkleer waren toegedaan, dat ik de kloven door de afscheiding in secten onder het menschdom ontstaan wilde helpen dempen, doch dat ik vreezen zou ze te verwijden, als ik mede- 5. hielp om de jongelieden van elkander te scheiden met het oog op kerk leer. De Heer Suringar zeide dat hij het in beginsel geheel met mij eens was, doch dat mijn streven moest zwichten waar het opvoeding gold vooral van zulke jonge lieden als men bij Mettray op het oog had. Toen men over de tweespalt die er over het al of niet geven van mili taire muzijk in de tent van de Witte Sociëteit88 met de burgerleden was ontstaan en over de regten en vorderingen der Officieren sprak tegen den Prins van Oranje 89, zei deze: 'Wat willen dan toch die ploer ten'? Eén der aanwezigen vond dat alles behalve aardig en vroeg: 'Wie bedoelt Uwe Hoogheid onder ploerten, de Officieren of de bur gers'? Daarop volgde echter geen antwoord. Van verschillende zijden werd mij dit medegedeeld. De Referendaris Weymans90 zeide mij het te hebben vernomen van één der Heeren die er bij was geweest. Nog jong zijnde kwam de Prins van Oranje op een oorlogschip en zei dat hij al de Thorbeckianen wel aan de raën van het schip zou willen zien hangen. Eén der zeeofficieren, Jhr. van Spengler91, zeide toen dat hij die woorden niet wilde aanhooren; dat zijn vader 92 met eere lid was geweest van het Ministerie Thorbecke en dat hij zich beleedigd achtte. Hij stond van tafel op en ging heen. Op aanraden van anderen is de Prins hem toen zijne excuses gaan maken. Staatscourant van 24 Julij 1864. Opname der voorwaarden van con cessie aan den Heer Deschamps te Gent van Sluiskil langs Sas van Gent naar Gent9S. Staatscourant van 27 Julij 1864. Boodschap van het Zwitsersche Gouvernement aan de Wetgevende Magt. Redevoeringen daarin over het tusschen Nederland en Zwitserland op door mij aangevoerde gron den verworpen tractaat94. 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1975 | | pagina 55