40. Mr. H.C. van Loenen.
41. Het openen van post door de autoriteiten kwam volgens de Arnhemse he Cou
rant rond 1839 ook te Leiden voor; Robijns, Radicalen, 8520. Van Eek werd later
geprezen als voorvechter van het briefgeheim; het euvel was kennelijk niet ver
holpen na Willem I's aftreden. Sagittarius, Portretten, 28.
42. Betekenis onduidelijk.
43. Mr. A.G.A. ridder Van Rappard, waarschijnlijk Van Eck's zegsman. Hij
werd nl. in 1839 sekretaris van de ministerraad, speciaal belast met de uitvoering
van het scheidingstraktaat met België en kende zodoende ook de Luxemburgse
materie.
44. Staatsraad W.J. Piepers.
45. Nederland en Luxemburg moesten na het uiteenvallen van Willem I's Ver
enigd Koninklijk hun voormalige financiële relaties likwideren. Nederland ver
langde millioenen van Luxemburg wegens het aandeel van het groothertogdom
in de vroegere staatsschuld, terwijl Luxemburg die aanspraken afwees maar juist
van Nederland grote sommen vroeg als vergoeding voor de verkoop van in
Luxemburg gelegen staatsdomeinen door het Amortisatiesyndikaat.
Het meningsverschil werd pas in 1880 opgelost. In 1871 pleitte het Kamerlid
Jonckbloet ervoor om maar met gesloten beurs te betalen. Zie: Memorie A.P.C.
van Karnebeek d.d. 4 januari 1872, in: Woltring, Bescheiden, 2e periode, I, 239
vlg.; Jonckbloet, La Liquidation, 40.
46. Mr. K.A. Poortman.
47. J.J. Rochussen las het op 13 april 1858 voor bij het optreden van het kabinet
Van Bosse - Rochussen; Handelingen, 1857-58, 2e Kamer, 421.
48. W.A. baron Schimmelpenninck van der Oye.
49. De Thorbeckianen steunden in 1856 de konservatief-liberaal Van Goltstein
en schoven hun geestverwant Dullert niet naar voren als le kandidaat voor het
voorzitterschap. Volgens Van Eek steunden in 1858 de konservatief-liberalen de
konservatief Schimmelpenninck van der Oye en verbraken zij daarmee de glo
bale liberale eenheid in de Kamer.
50. J. Enslie werd op 7 december 1853 geïnterpelleerd door J.J.L. van der
Brugghen over godsdienstoefeningen op oorlogsschepen.
51. Men vindt daar: '...de dienst werd vroeger waargenomen door leeraren en
is thans aan de officieren opgedragen'. Handelingen, 1853-54, 2e Kamer, 331
vlg., 335 vlg.
52. Mr. dr. D. Veegens.
53. Mr. J.L.A. Luyben.
54. Vice-admiraal J.C. Rijk.
55. Mr. S. baron Van Heemstra.
56. Een spoorkoncessie voor het Nederlandse deel van het trajekt Terneuzen-St.
Niklaas-Mechelen was door F. Lancelot aangevraagd; zij werd hem in 1863 ver
leend. Wegens het belang van spoorverbinding met de Belgische afzetmarkt voor
de Zeeuws-Vlaamse landbouw pleitte Van Eek er ook voor. Den Haag wilde
66