omtrent de herziening van de wet op de registratie. Van Delden be loofde de Comptabiliteitswet en achtte op aansporing en met goed keuring van andere sprekers het beter om niet dadelijk de income tax opnieuw voor te stellen. Op de vraag van De Roo omtrent homogeniteit in de verdedigings- quaestiën werd niet veel geantwoord; men zou letten op zijne opmer kingen en men had nog geene bepaalde schikking aangegaan met den Minister van Oorlog 38 omtrent zijn optreden. In het algemeen werd van alle zijden opgemerkt dat de bespreking 26. niet ten doel had de Ministers onmiddellijk te binden tot dadelijke in diening van deze of geene wet, maar om in het algemeen de inzigten en het streven te kennen. Kappeyne wenschte dat de Regering ten op- zigte van voor te stellen nieuwe regelingen zich dan zou verstaan met de liberale leden der Kamer, wat door mij zeer werd ondersteund. Putte zei dat dat goed was maar dat als hij koloniale wetsontwerpen voorstelde, hij beter deed enkele koloniale specialiteiten te raadplegen dan de geheele partij. Vele sprekers verklaarden (b.v. Gevers, Blom, Kops, Rombach en an deren) allen zich met het door de Ministers gesprokene te vereenigen. Van Houten beklaagde zich dat ik hem eenen geavanceerden 39 had genoemd. Ik was dat meer dan hij want ik wilde de Grondwet her zien 40; zijne voorstellen doelden alleen om de waarheid te huldigen. Ik antwoordde dat ik veel achting voor zijn streven had en in vele opzigten sympathieën, doch dat ik de Grondwet herziende toch in haren geest wilde blijven, maar dat hij streefde naar het algemeen stemregt en dat dit zoodanige verandering van grondslag was dat ik daarom meende hem eenen geavanceerden te mogen noemen. 27. Aan Geertsema antwoordde ik dat ik met huivering vernomen had dat hij in de herziening van den census zoo vrijgevig wilde zijn. Dat, stelde hij den census zeer laag, de maatschappij een even droevig lot zou ondervinden als de Hervormde Kerk 41 en dat ik zeer waarschuwde voor algemeene verlaging van den census. Over het algemeen ver klaarde ik mij zeer tevreden. De Roo was dat niet over de verklaringen omtrent Oorlog en bleef ernstig waarschuwen. Daar geen andere be denkingen in het midden werden gebragt, bedankte De Vries ons voor ons onderhoud en wij gingen uiteen. Tijdens de crisis zeide lolles mij dat na de afstemming van artikel 1 van de wet op de income tax 42 Thorbecke had voorgesteld om het ontslag in te dienen. Hem steunde Blussé, die altoos een trouwe vol geling van Thorbecke was geweest en Van Bosse die vroeger zoo vree- selijk gehavend was door de Arnhemsche Courant43 omdat hij plaats had durven nemen in een Ministerie (ik meen Van Heemstra 44) waarin Thorbecke niet zat. De overige Ministers Jolles, Gericke 45, Brocx en Delprat verklaarden om die afstemming geene noodzakelijkheid van 75

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1975 | | pagina 73